نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
473 | 3 | 180 | ولا يحسبن الذين يبخلون بما آتاهم الله من فضله هو خيرا لهم بل هو شر لهم سيطوقون ما بخلوا به يوم القيامة ولله ميراث السماوات والأرض والله بما تعملون خبير |
| | | Laat ook zij die gierig zijn met de weldaden, die hun door Gods goedheid zijn geworden, niet gelooven dat hunne gierigheid tot hun geluk dient: neen zij dient veeleer tot hun verderf. Wat zij met gierigheid verzameld hebben, zal op den dag der opstanding hun als een halsband om den hals gehangen worden. God is erfgenaam van hemel en aarde; hij kent al uwe daden. |
|
474 | 3 | 181 | لقد سمع الله قول الذين قالوا إن الله فقير ونحن أغنياء سنكتب ما قالوا وقتلهم الأنبياء بغير حق ونقول ذوقوا عذاب الحريق |
| | | God heeft reeds de woorden gehoord van hen die zeiden: God is arm en wij zijn rijk. Wij willen opschrijven wat zij gezegd hebben, even als den moord der profeten, die zij zonder oorzaak hebben begaan en wij willen tot hen zeggen: Neemt nu de straf der verbranding aan. |
|
475 | 3 | 182 | ذلك بما قدمت أيديكم وأن الله ليس بظلام للعبيد |
| | | Dit zullen zij ondergaan voor het booze, dat zij met hunne handen hebben verricht; want God is niet onrechtvaardig omtrent zijne dienaren. |
|
476 | 3 | 183 | الذين قالوا إن الله عهد إلينا ألا نؤمن لرسول حتى يأتينا بقربان تأكله النار قل قد جاءكم رسل من قبلي بالبينات وبالذي قلتم فلم قتلتموهم إن كنتم صادقين |
| | | Anderen zeggen: God heeft ons beloofd, dat wij geen gezant zouden moeten gelooven, dan alleen indien hij met een offer tot ons komt, dat dadelijk door het vuur verteerd wordt. Antwoord: Reeds vóór mij zijn gezanten gekomen met duidelijke bewijzen en met het wonder waarvan hij spreekt: waarom hebt gij hen dan gedood, indien gij waarheidlievende menschen zijt? |
|
477 | 3 | 184 | فإن كذبوك فقد كذب رسل من قبلك جاءوا بالبينات والزبر والكتاب المنير |
| | | Beschuldigen zij u van bedrog o Mahomet! de gezanten vóór u werden reeds van bedrog beschuldigd, terwijl zij duidelijke bewijzen medebrachten en de schrift het verlichtende boek. |
|
478 | 3 | 185 | كل نفس ذائقة الموت وإنما توفون أجوركم يوم القيامة فمن زحزح عن النار وأدخل الجنة فقد فاز وما الحياة الدنيا إلا متاع الغرور |
| | | Iedereen zal den dood proeven, en op den dag der opstanding zult gij uw loon ontvangen; en hij, die zich ver van het vuur heeft verwijderd en in het paradijs zal toegelaten worden, zal gelukkig zijn; want het aardsche leven is bedriegelijk bezit. |
|
479 | 3 | 186 | لتبلون في أموالكم وأنفسكم ولتسمعن من الذين أوتوا الكتاب من قبلكم ومن الذين أشركوا أذى كثيرا وإن تصبروا وتتقوا فإن ذلك من عزم الأمور |
| | | Gij zult beproefd worden in uwe bezittingen en in u zelven, en gij zult vele harde woorden moeten aanhooren van hen, die de schrift vóór u hebben ontvangen en van de afgodendienaars; maar weest geduldig en vreest God; want zoo is het vastbesloten. |
|
480 | 3 | 187 | وإذ أخذ الله ميثاق الذين أوتوا الكتاب لتبيننه للناس ولا تكتمونه فنبذوه وراء ظهورهم واشتروا به ثمنا قليلا فبئس ما يشترون |
| | | En toen God een verbond sloot met hen, die hij de schrift gaf, met den last, die den menschen bekend te maken en haar niet te verbergen, wierpen zij dit achter hunne ruggen en verkochten het voor een lagen prijs. Hoe slecht was de prijs dien zij er voor ontvingen. |
|
481 | 3 | 188 | لا تحسبن الذين يفرحون بما أتوا ويحبون أن يحمدوا بما لم يفعلوا فلا تحسبنهم بمفازة من العذاب ولهم عذاب أليم |
| | | Denk niet dat zij, die zich verblijden in hetgeen zij gedaan hebben, en wenschen geprezen te worden om hetgeen zij niet gedaan hebben, denk niet dat zij van de straf zijn uitgesloten; eene groote straf wacht hen. |
|
482 | 3 | 189 | ولله ملك السماوات والأرض والله على كل شيء قدير |
| | | God is de Heer over hemel en aarde. Hij is de almachtige. |
|