نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
2131 | 17 | 102 | قال لقد علمت ما أنزل هؤلاء إلا رب السماوات والأرض بصائر وإني لأظنك يا فرعون مثبورا |
| | | Mozes antwoordde: Gij weet wel, dat niemand deze duidelijke teekens heeft nedergezonden, behalve de Heer van hemel en aarde; en ik geloof dat gij, o Pharao! een verloren man zijt. |
|
2132 | 17 | 103 | فأراد أن يستفزهم من الأرض فأغرقناه ومن معه جميعا |
| | | Daarom wilde Pharao hen uit het land drijven, maar wij deden hem verdrinken, en allen die met hem waren. |
|
2133 | 17 | 104 | وقلنا من بعده لبني إسرائيل اسكنوا الأرض فإذا جاء وعد الآخرة جئنا بكم لفيفا |
| | | En wij zeiden na zijne verdelging tot de kinderen Israëls: Woont in het land, en als de belofte van het toekomstige leven in vervulling zal komen, zullen wij u allen bij elkander brengen om geoordeeld te worden. |
|
2134 | 17 | 105 | وبالحق أنزلناه وبالحق نزل وما أرسلناك إلا مبشرا ونذيرا |
| | | Wij hebben den Koran met waarheid nedergezonden, en met waarheid daalde die neder; en wij zonden dien, om alleen een boodschapper van goede tijdingen te zijn en tot aankondigen van bedreigingen. |
|
2135 | 17 | 106 | وقرآنا فرقناه لتقرأه على الناس على مكث ونزلناه تنزيلا |
| | | Wij hebben den Koran gescheiden, door dien bij gedeelten te openbaren, opdat gij dien den mensch met overleg zoudt voorlezen, en wij hebben dien nedergezonden, naar gelang de gelegenheid dit vereischte. |
|
2136 | 17 | 107 | قل آمنوا به أو لا تؤمنوا إن الذين أوتوا العلم من قبله إذا يتلى عليهم يخرون للأذقان سجدا |
| | | Zeg: Hetzij gij al of niet in den Koran gelooft, zij die werden begiftigd met de kennis der schriften, welke vroeger zijn geopenbaard en hun herhaald werden, zij vallen op hunne aangezichten en aanbidden, |
|
2137 | 17 | 108 | ويقولون سبحان ربنا إن كان وعد ربنا لمفعولا |
| | | Zeggende: Onze Heer zij geloofd; want de belofte van onzen Heer is zekerlijk vervuld! |
|
2138 | 17 | 109 | ويخرون للأذقان يبكون ويزيدهم خشوعا |
| | | Zij vallen weenende op hunne aangezichten neder, en het hooren daarvan vermeerdert hunne nederigheid. |
|
2139 | 17 | 110 | قل ادعوا الله أو ادعوا الرحمن أيا ما تدعوا فله الأسماء الحسنى ولا تجهر بصلاتك ولا تخافت بها وابتغ بين ذلك سبيلا |
| | | Zeg: Roep God aan, of aanbid den barmhartige; want het is gelijk, met welken dier beide namen gij hem aanroept: hij toch bezit de meest uitmuntende namen: Spreek uw gebed niet overluid uit, noch met eene te zachte stem, maar volg een middenweg tusschen deze beiden. |
|
2140 | 17 | 111 | وقل الحمد لله الذي لم يتخذ ولدا ولم يكن له شريك في الملك ولم يكن له ولي من الذل وكبره تكبيرا |
| | | Zeg: Geloofd zij God, die geen kind voortgebracht, die geen deelgenoot in het koninkrijk, en niemand noodig heeft om hem voor vernedering te bewaren; en verheerlijk hem, door zijne grootheid te verkondigen. |
|