نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
169 | 2 | 162 | خالدين فيها لا يخفف عنهم العذاب ولا هم ينظرون |
| | | Eeuwig levenden zijn zij daarin (de Hel). En voor hen zal de bestraffing niet verlicht worden, noch zal hen uitstel gegeven worden. |
|
170 | 2 | 163 | وإلهكم إله واحد لا إله إلا هو الرحمن الرحيم |
| | | En jullie god is één God. Geen god is er dan Hij, de Erbarmer, de Meest Barmhartige. |
|
171 | 2 | 164 | إن في خلق السماوات والأرض واختلاف الليل والنهار والفلك التي تجري في البحر بما ينفع الناس وما أنزل الله من السماء من ماء فأحيا به الأرض بعد موتها وبث فيها من كل دابة وتصريف الرياح والسحاب المسخر بين السماء والأرض لآيات لقوم يعقلون |
| | | Voorwaar, in de schepping van de hemelen en de aarde en de afwisseling van de nacht en de dag en de schepen die over de zee varen met wat de mensen voordeel geeft, en het water dat Allah uit de hemel neerzendt, waarmee Hij de aarde tot leven brengt na haar dood, en dat hij daarop allerlei dieren verspreidde, en de besturing van de winden en de wolken die tussen de hemel en de aarde dienstbaar zijn gemaakt, zijn zeker Tekenen voor een volk dat verstandig is. |
|
172 | 2 | 165 | ومن الناس من يتخذ من دون الله أندادا يحبونهم كحب الله والذين آمنوا أشد حبا لله ولو يرى الذين ظلموا إذ يرون العذاب أن القوة لله جميعا وأن الله شديد العذاب |
| | | En er zijn er onder de mensen die nasst Allah deelgenoten teokennen, die zij liefhebben met de liefde als (die) voor Allah, maar degenen die geloven zijn sterker in liefde voor Allah. En als degenen die onrecht pleegden zouden weten wanneer zij de bestraffing zien, (dan zouden zij weten) dat alle macht aan Allah behoort en dat Allah hard is in de bestraffing. |
|
173 | 2 | 166 | إذ تبرأ الذين اتبعوا من الذين اتبعوا ورأوا العذاب وتقطعت بهم الأسباب |
| | | Wanneer degenen die gevolgd werden zich los verklaren aan degenen die hen volgen: en zij zagen de bestraffing en (dat) de banden met hen verbroken waren. |
|
174 | 2 | 167 | وقال الذين اتبعوا لو أن لنا كرة فنتبرأ منهم كما تبرءوا منا كذلك يريهم الله أعمالهم حسرات عليهم وما هم بخارجين من النار |
| | | En degenen die volgden zeiden: "Was er voor ons nog maar één keer (de gelegenheid om naar de aarde terug te keren), dan zouden wij ons onschuldig verklaren aan hen, zoals zij zich aan ons onschuldig verklaarden." Zo laat Allah hen hun daden zien, als (een bron) van spijt voor hen. En zij zullen de Hel niet verlaten. |
|
175 | 2 | 168 | يا أيها الناس كلوا مما في الأرض حلالا طيبا ولا تتبعوا خطوات الشيطان إنه لكم عدو مبين |
| | | O mensen, eet van wat op de aarde is het toegestane en het goede, en volgt niet in de voetstappen van de Satan. Voorwaar, hij is voor jullie een duidelijke vijand. |
|
176 | 2 | 169 | إنما يأمركم بالسوء والفحشاء وأن تقولوا على الله ما لا تعلمون |
| | | Voorwaar, hij roept jullie op tot het kwade en zedeloosheid en (wil) dat jullie over Allah zeggen wat jullie niet weten. |
|
177 | 2 | 170 | وإذا قيل لهم اتبعوا ما أنزل الله قالوا بل نتبع ما ألفينا عليه آباءنا أولو كان آباؤهم لا يعقلون شيئا ولا يهتدون |
| | | En wanneer tot hen gezegd wordt: "Volgt wat Allah heeft neergezonden," dan zeggen zij: "Maar wij volgen dat (pad van afgoderij) waarop wij onze vaderen aantroffen." Ook als hun vaderen niets begrepen en niet de rechte Leiding volgden? |
|
178 | 2 | 171 | ومثل الذين كفروا كمثل الذي ينعق بما لا يسمع إلا دعاء ونداء صم بكم عمي فهم لا يعقلون |
| | | En de gelijkenis van degenen die ongelovig zijn, is als de gelijkenis met iemand (een herder) die roept naar iets wat niet luistert, behalve naar een roep of een schreeuw. Zij zijn doof, stom en blind (van hart), daarom begrijpen zij niet. |
|