نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
2127 | 17 | 98 | ذلك جزاؤهم بأنهم كفروا بآياتنا وقالوا أإذا كنا عظاما ورفاتا أإنا لمبعوثون خلقا جديدا |
| | | Dat is hun beloning, omdat zij Onze Tekenen verwierpen, en zij zeiden: "Wanneer Wij beenderen en stof geworden zijn, zullen wij dan zeker tot een nieuwe schepping opgewekt worden?" |
|
2128 | 17 | 99 | أولم يروا أن الله الذي خلق السماوات والأرض قادر على أن يخلق مثلهم وجعل لهم أجلا لا ريب فيه فأبى الظالمون إلا كفورا |
| | | Zien zij niet in dat Allah, Degene Die de hemelen en de aarde schiep, bij machte is het daarmee vergelijkbare te scheppen? En dat Hij een tijdstip heeft vastgesteld voor hen, zonder dat daarover twijfel bestaat? Maar de onrechtvaardigen weigeren het, behalve in ongeloof. |
|
2129 | 17 | 100 | قل لو أنتم تملكون خزائن رحمة ربي إذا لأمسكتم خشية الإنفاق وكان الإنسان قتورا |
| | | Zeg: "Als jullie de schatten van Barmhartigheid van mijn Heer bezaten, dan zouden jullie hen vasthouden uit vrees voor de uitgave (ervan)." En de mens is gierig! |
|
2130 | 17 | 101 | ولقد آتينا موسى تسع آيات بينات فاسأل بني إسرائيل إذ جاءهم فقال له فرعون إني لأظنك يا موسى مسحورا |
| | | En voorzeker, Wij hebben Môesa negen duidelijke Tekenen gegeven, en vraag de kinderen van Israël (O Moehammad) toen hij (Môesa) tot hen kwam, en Fir'aun tot hen zei: "Voorwaar, ik verondemel zeker dat jij, O Môesa, betoverd bent!" |
|
2131 | 17 | 102 | قال لقد علمت ما أنزل هؤلاء إلا رب السماوات والأرض بصائر وإني لأظنك يا فرعون مثبورا |
| | | Hij (Môesa) zei: "Jij weet dan niemand anders die (Tekenen) heeft neergezonden dan de Heer van de hemelen en de aarde, als een duidelijk bewijs. Voorwaar, ik veronderstel dat jij, O Fir'aun, ten onder gaat." |
|
2132 | 17 | 103 | فأراد أن يستفزهم من الأرض فأغرقناه ومن معه جميعا |
| | | Vervolgens wenste bij (Fir'aun) ben uit het land te verdrijven, dus verdronken Wij hem en degenen die met hem waren allemaal. |
|
2133 | 17 | 104 | وقلنا من بعده لبني إسرائيل اسكنوا الأرض فإذا جاء وعد الآخرة جئنا بكم لفيفا |
| | | En Wij zeiden na hem (Fir'aun) tot de Kinderen van Israël: "Woont in het land, wanneer dan de laatste aanzegging (de Dag der Opstanding) komt zullen Wij jullie gemengd bijeenbrengen." |
|
2134 | 17 | 105 | وبالحق أنزلناه وبالحق نزل وما أرسلناك إلا مبشرا ونذيرا |
| | | En met de Waarheid hebben Wij hem (de Koran) neergezonden en met de Waarheid is hij neergedaald. En Wij hebben jou niets anders dan als een verkondiger van goede tijdingen en als een waarschuwer gezonden. |
|
2135 | 17 | 106 | وقرآنا فرقناه لتقرأه على الناس على مكث ونزلناه تنزيلا |
| | | En (de openbaring van) de Koran hebben Wij in gedeelten verdeeld, om hem aan de mensen met tussenpozen voor te dragen en Wij hebben hem els een neerzending neergezonden. |
|
2136 | 17 | 107 | قل آمنوا به أو لا تؤمنوا إن الذين أوتوا العلم من قبله إذا يتلى عليهم يخرون للأذقان سجدا |
| | | Zeg (O Moehammad): "Gelooft er in of gelooft niet." Voorwaar, degenen aan wie ervóór de kennis gegeven was, vallen op hun gezichten neer, zich neerknielend, wanneer hij hun voorgedragen wordt. |
|