نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1000 | 7 | 46 | وبينهما حجاب وعلى الأعراف رجال يعرفون كلا بسيماهم ونادوا أصحاب الجنة أن سلام عليكم لم يدخلوها وهم يطمعون |
| | | En tusschen de gezegenden en de verdoemden zal een sluier zijn. Op Al Araf zullen de menschen staan, en ieder van hen aan hunne onderscheidingsmerken kennen; en zij zullen de bewoners van het paradijs aanroepen, zeggende: Vrede zij over u; doch zij zullen er niet binnentreden, hoezeer het hunne ernstige begeerte mocht zijn. |
|
1001 | 7 | 47 | وإذا صرفت أبصارهم تلقاء أصحاب النار قالوا ربنا لا تجعلنا مع القوم الظالمين |
| | | En als zij hunne oogen naar de gezellen van het hellevuur wenden, zullen zij zeggen: O, Heer! plaats ons niet bij de goddeloozen. |
|
1002 | 7 | 48 | ونادى أصحاب الأعراف رجالا يعرفونهم بسيماهم قالوا ما أغنى عنكم جمعكم وما كنتم تستكبرون |
| | | En zij, die op Al Araf staan, zullen tot zekere menschen roepen, die zij aan hunne onderscheidingsmerken zullen herkennen; zeggende: Waartoe hebben uwe opeengehoopte rijkdommen en uw hoogmoed u gediend? |
|
1003 | 7 | 49 | أهؤلاء الذين أقسمتم لا ينالهم الله برحمة ادخلوا الجنة لا خوف عليكم ولا أنتم تحزنون |
| | | Zijn dit de menschen nopens wie gij hebt gezworen, dat God hun geene genade zou schenken? Treedt gij in het paradijs, geene vrees zal over u komen; nimmer zult gij bedroefd worden. |
|
1004 | 7 | 50 | ونادى أصحاب النار أصحاب الجنة أن أفيضوا علينا من الماء أو مما رزقكم الله قالوا إن الله حرمهما على الكافرين |
| | | En de bewoners van het hellevuur zullen de bewoners van het paradijs aanroepen; zeggende: Giet een weinig water op ons af, van de ververschingen, die God u heeft geschonken. Zij zullen antwoorden: God heeft die voor de ongeloovigen verboden. |
|
1005 | 7 | 51 | الذين اتخذوا دينهم لهوا ولعبا وغرتهم الحياة الدنيا فاليوم ننساهم كما نسوا لقاء يومهم هذا وما كانوا بآياتنا يجحدون |
| | | Die van den godsdienst hun spel en het onderwerp hunner spotternijen hebben gemaakt, terwijl het ondermaansche leven hen verblindde; daarom zullen wij dezen dag hen vergeten, gelijk zij de verzameling van dezen dag vergaten, en dewijl zij het loochenden, dat onze teekens die van God waren. |
|
1006 | 7 | 52 | ولقد جئناهم بكتاب فصلناه على علم هدى ورحمة لقوم يؤمنون |
| | | En thans hebben wij die van Mekka een boek met openbaringen gebracht; wij hebben het met kennis verklaard, als eene richting en eene genade voor hen, die gelooven zullen. |
|
1007 | 7 | 53 | هل ينظرون إلا تأويله يوم يأتي تأويله يقول الذين نسوه من قبل قد جاءت رسل ربنا بالحق فهل لنا من شفعاء فيشفعوا لنا أو نرد فنعمل غير الذي كنا نعمل قد خسروا أنفسهم وضل عنهم ما كانوا يفترون |
| | | Wacht gij van iemand anders de uitlegging daarvan? Op den dag, waarop de verklaring daarvan zal komen, zullen zij die haar vroeger vergaten, zeggen: Thans zijn wij door bewijzen overtuigd, dat de profeten van onzen Heer met waarheid tot ons kwamen; zouden wij dus middenpersonen hebben, die voor ons tusschenbeiden treden? of zouden wij in de wereld teruggezonden worden, opdat wij andere werken zouden mogen doen, dan hetgeen wij gedurende onzen leeftijd deden? Doch thans hebben zij hunne zielen verdorven, en dat wat zij goddeloos uitdachten, is hun ontvlucht. |
|
1008 | 7 | 54 | إن ربكم الله الذي خلق السماوات والأرض في ستة أيام ثم استوى على العرش يغشي الليل النهار يطلبه حثيثا والشمس والقمر والنجوم مسخرات بأمره ألا له الخلق والأمر تبارك الله رب العالمين |
| | | Waarlijk, uw Heer is God, die de hemelen en de aarde in zes dagen heeft geschapen, en daarna zijn troon beklom. Hij bestemde den nacht om den dag te omhullen, en de dag volgt dien snel op. Hij schiep ook de zon en de maan en de sterren, die geheel aan zijn bevel zijn onderworpen. Is niet de geheele schepping en hare besturing de zijne? Geloofd zij God, de Heer van alle schepselen. |
|
1009 | 7 | 55 | ادعوا ربكم تضرعا وخفية إنه لا يحب المعتدين |
| | | Roep uwen Heer nederig en in het geheim aan; want God bemint de zondaren niet. |
|