نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
989 | 7 | 35 | يا بني آدم إما يأتينكم رسل منكم يقصون عليكم آياتي فمن اتقى وأصلح فلا خوف عليهم ولا هم يحزنون |
| | | O kinderen van Adam! waarlijk, profeten van u zullen tot u komen, die u mijne teekens zullen voorzeggen: hij die God zal vreezen en berouw betoonen, zal door geene vrees worden aangedreven; hij zal nimmer bedroefd worden. |
|
990 | 7 | 36 | والذين كذبوا بآياتنا واستكبروا عنها أولئك أصحاب النار هم فيها خالدون |
| | | Doch zij die onze teekens van valschheid beschuldigen en deze versmaden, zullen de gezellen van het hellevuur zijn en eeuwig daarin verblijven. |
|
991 | 7 | 37 | فمن أظلم ممن افترى على الله كذبا أو كذب بآياته أولئك ينالهم نصيبهم من الكتاب حتى إذا جاءتهم رسلنا يتوفونهم قالوا أين ما كنتم تدعون من دون الله قالوا ضلوا عنا وشهدوا على أنفسهم أنهم كانوا كافرين |
| | | En wie is onrechtvaardiger dan hij, die een leugen tegen God smeedt, of zijne teekens van valschheid beschuldigt? Aan die menschen zal, ingevolge het eeuwige boek, een deel van het goede dezer wereld worden toegekend, tot op het oogenblik, dat onze zendelingen, terwijl zij hen oproepen, hun zullen vragen: Waar zijn de afgoden, die gij naast God hebt aangeroepen? Zij zullen antwoorden: Zij zijn van ons verdwenen; en zij zullen tegen zich zelven getuigen, dat zij ongeloovigen waren. |
|
992 | 7 | 38 | قال ادخلوا في أمم قد خلت من قبلكم من الجن والإنس في النار كلما دخلت أمة لعنت أختها حتى إذا اداركوا فيها جميعا قالت أخراهم لأولاهم ربنا هؤلاء أضلونا فآتهم عذابا ضعفا من النار قال لكل ضعف ولكن لا تعلمون |
| | | God zal bij de opstanding tot hen zeggen: Gaat met de volkeren van geniussen en menschen, die u zijn voorafgegaan, in het hellevuur; zoo dikwijls eene natie zal binnentreden, zal zij hare zuster vloeken, tot zij alle achtervolgens daar binnen zijn getreden. De laatste van hen zal van den eerste zeggen: O, Heer! deze heeft ons verleid; leg hem dus eene dubbele straf in het hellevuur op. God zal antwoorden: Die straf zal voor allen verdubbeld worden, maar gij weet het niet. |
|
993 | 7 | 39 | وقالت أولاهم لأخراهم فما كان لكم علينا من فضل فذوقوا العذاب بما كنتم تكسبون |
| | | En de eerste van hen zal tot den laatste zeggen: Welk voordeel hebt gij boven ons? Gevoel de straf, die gij door uwe daden hebt gewonnen. |
|
994 | 7 | 40 | إن الذين كذبوا بآياتنا واستكبروا عنها لا تفتح لهم أبواب السماء ولا يدخلون الجنة حتى يلج الجمل في سم الخياط وكذلك نجزي المجرمين |
| | | Waarlijk, hun die onze teekens van valschheid zullen beschuldigen, en deze trotsch verwerpen, hun zullen de deuren des hemels niet geopend worden; nimmer zullen zij het paradijs binnentreden, tot een kemel door het oog van eene naald gaat, en zóó zullen wij de boosdoeners beloonen. |
|
995 | 7 | 41 | لهم من جهنم مهاد ومن فوقهم غواش وكذلك نجزي الظالمين |
| | | Hun bed zal de hel zijn, en zij zullen met dekens van vuur bedekt worden; en zóó zullen wij de onrechtvaardigen beloonen. |
|
996 | 7 | 42 | والذين آمنوا وعملوا الصالحات لا نكلف نفسا إلا وسعها أولئك أصحاب الجنة هم فيها خالدون |
| | | Doch zij, die gelooven en doen wat recht is (en wij zullen geene ziel eene zwaardere last opleggen dan die zij kan dragen), zullen de gezellen van het paradijs zijn; eeuwig zullen zij daarin verblijven. |
|
997 | 7 | 43 | ونزعنا ما في صدورهم من غل تجري من تحتهم الأنهار وقالوا الحمد لله الذي هدانا لهذا وما كنا لنهتدي لولا أن هدانا الله لقد جاءت رسل ربنا بالحق ونودوا أن تلكم الجنة أورثتموها بما كنتم تعملون |
| | | En wij zullen alle wrok van hunne harten wegnemen. Rivieren zullen aan hunnen voet stroomen, en zij zullen zeggen: Geloofd zij God, die ons tot zijne zaligheid heeft geleid; want wij zouden niet recht zijn geleid geworden, indien God ons niet geleid had; thans zijn wij door bewijzen overtuigd, dat de profeten van onzen Heer met waarheid tot ons kwamen. En het zal hun worden verkondigd: Dit is het paradijs, waarvan gij de erfgenamen zijt geworden, als eene belooning voor hetgeen gij gedaan hebt. |
|
998 | 7 | 44 | ونادى أصحاب الجنة أصحاب النار أن قد وجدنا ما وعدنا ربنا حقا فهل وجدتم ما وعد ربكم حقا قالوا نعم فأذن مؤذن بينهم أن لعنة الله على الظالمين |
| | | En de bewoners van het paradijs zullen de bewoners der hel toeroepen: Nu hebben wij gevonden, dat hetgeen onze Heer ons heeft beloofd, waarheid is, hebt gij ook gevonden, dat hetgeen uw Heer u heeft beloofd, waarheid is? Zij zullen antwoorden: Ja, een heraut zal deze woorden tusschen hen uitroepen: Gods vloek zij over de boozen. |
|