نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
92 | 2 | 85 | ثم أنتم هؤلاء تقتلون أنفسكم وتخرجون فريقا منكم من ديارهم تظاهرون عليهم بالإثم والعدوان وإن يأتوكم أسارى تفادوهم وهو محرم عليكم إخراجهم أفتؤمنون ببعض الكتاب وتكفرون ببعض فما جزاء من يفعل ذلك منكم إلا خزي في الحياة الدنيا ويوم القيامة يردون إلى أشد العذاب وما الله بغافل عما تعملون |
| | | Doch spoedig daarop hebt gij elkander vermoord, een deel uwer uit hunne woningen verjaagd. Gij stondt elkander bij in vijandschap en ongerechtigheid. Maar komen zij als gevangenen tot u, dan koopt gij hen weder, hoewel het u verboden was, hen uit hunne woningen te verjagen. Gelooft gij dan slechts een deel van uwe schrift en wilt gij het andere loochenen? Wie dit doet, dien zal schande treffen in dit leven, en de hardste straf op den dag der opstanding; want God is niet onopmerkzaam omtrent hetgeen gij doet. |
|
93 | 2 | 86 | أولئك الذين اشتروا الحياة الدنيا بالآخرة فلا يخفف عنهم العذاب ولا هم ينصرون |
| | | Het zijn diegene welke dit leven ten koste van het toekomstig verkoopen; hunne straf wordt niet verzacht en nimmer worden zij geholpen. |
|
94 | 2 | 87 | ولقد آتينا موسى الكتاب وقفينا من بعده بالرسل وآتينا عيسى ابن مريم البينات وأيدناه بروح القدس أفكلما جاءكم رسول بما لا تهوى أنفسكم استكبرتم ففريقا كذبتم وفريقا تقتلون |
| | | Eens openbaarden wij Mozes de schrift, lieten hem door nog andere boden volgen, rusteden Jezus, den zoon van Maria, met kracht van overtuiging uit en wij gaven hem den heiligen geest. Maar telkens als een dezer boden iets bracht wat u niet beviel, bleeft gij halsstarrig: eenige hebt gij van bedrog beschuldigd, en anderen gedood. |
|
95 | 2 | 88 | وقالوا قلوبنا غلف بل لعنهم الله بكفرهم فقليلا ما يؤمنون |
| | | Zij zeiden: "Onze harten zijn onbesneden,". Maar God heeft hen om hun ongeloof vervloekt, en slechts weinigen hebben geloofd. |
|
96 | 2 | 89 | ولما جاءهم كتاب من عند الله مصدق لما معهم وكانوا من قبل يستفتحون على الذين كفروا فلما جاءهم ما عرفوا كفروا به فلعنة الله على الكافرين |
| | | Toen zij nu de schrift van God ontvingen, waardoor hunne vroegere schriften werden bevestigd, en hoewel zij vroeger om hulp tegen de ongeloovigen hadden gesmeekt, wilden zij toch deze loochenen, hoewel zij die kennen, Gods vloek ruste op deze ongeloovigen. |
|
97 | 2 | 90 | بئسما اشتروا به أنفسهم أن يكفروا بما أنزل الله بغيا أن ينزل الله من فضله على من يشاء من عباده فباءوا بغضب على غضب وللكافرين عذاب مهين |
| | | Voor eene nietigheid hebben zij hunne zielen verkocht. Zij loochenen de openbaring Gods uit nijd: want God zendt zijne gunsten aan zijne dienaren, die hem behagen. Toorn op toorn komt over hen; schandelijke straf treft de ongeloovigen. |
|
98 | 2 | 91 | وإذا قيل لهم آمنوا بما أنزل الله قالوا نؤمن بما أنزل علينا ويكفرون بما وراءه وهو الحق مصدقا لما معهم قل فلم تقتلون أنبياء الله من قبل إن كنتم مؤمنين |
| | | Zegt men hun: Gelooft wat God heeft geopenbaard, dan antwoorden zij: Wij gelooven slechts aan datgene, wat ons werd geopenbaard, en zoo loochenen zij al het daarop volgende, hoewel het waarheid is en het vroegere slechts bevestigt. Zeg hun: Waarom hebt gij dan, als gij geloovigen zijt de vroegere profeten Gods gedood? |
|
99 | 2 | 92 | ولقد جاءكم موسى بالبينات ثم اتخذتم العجل من بعده وأنتم ظالمون |
| | | Toen Mozes met wonderkracht tot u kwam, hebt gij desniettegenstaande een kalf vereerd en boos gehandeld. |
|
100 | 2 | 93 | وإذ أخذنا ميثاقكم ورفعنا فوقكم الطور خذوا ما آتيناكم بقوة واسمعوا قالوا سمعنا وعصينا وأشربوا في قلوبهم العجل بكفرهم قل بئسما يأمركم به إيمانكم إن كنتم مؤمنين |
| | | Toen wij een verbond met u sloten en den berg boven u verhieven, zeiden wij: Neemt met vastheid aan wat wij openbaren, en hoort. Zij antwoorden: Wij hoorden het wel, maar wij gehoorzamen niet, en zij moesten het kalf in hun hart drinken. Zeg hun: Een zware taak legt uw geloof u op, zoo ge er een hebt. |
|
101 | 2 | 94 | قل إن كانت لكم الدار الآخرة عند الله خالصة من دون الناس فتمنوا الموت إن كنتم صادقين |
| | | Zeg hun: Indien gij dan eens eene bijzondere woning bij God, gescheiden van de overige menschen hoopt, dan moet gij den dood verlangen, indien gij oprecht zijt. |
|