نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
778 | 5 | 109 | يوم يجمع الله الرسل فيقول ماذا أجبتم قالوا لا علم لنا إنك أنت علام الغيوب |
| | | Op de dag dat God de gezanten bijeenbrengt en zegt: "Wat heeft men jullie geantwoord?" Dan zeggen zij: "Wij hebben er geen weet van; U bent de kenner van de verborgenheden." |
|
779 | 5 | 110 | إذ قال الله يا عيسى ابن مريم اذكر نعمتي عليك وعلى والدتك إذ أيدتك بروح القدس تكلم الناس في المهد وكهلا وإذ علمتك الكتاب والحكمة والتوراة والإنجيل وإذ تخلق من الطين كهيئة الطير بإذني فتنفخ فيها فتكون طيرا بإذني وتبرئ الأكمه والأبرص بإذني وإذ تخرج الموتى بإذني وإذ كففت بني إسرائيل عنك إذ جئتهم بالبينات فقال الذين كفروا منهم إن هذا إلا سحر مبين |
| | | Toen God zei: "O 'Isa, zoon van Marjam, denk aan Mijn genade aan jou en jouw moeder toen Ik jou sterkte met de heilige geest, zodat jij in de wieg en als volwassene tot de mensen sprak en toen Ik jou het boek onderwees en de wijsheid, de Taura en de Indjiel en toen jij met Mijn toestemming uit klei iets als de vorm van een vogel schiep en er toen in blies en het met Mijn toestemming een vogel was en toen jij blindgeborenen en melaatsen met Mijn toestemming genas en toen jij doden met Mijn toestemming [uit het graf] tevoorschijn liet komen en toen ik de Israëlieten van je afhield toen jij met de duidelijke bewijzen tot hen kwam, waarop zij onder hen die ongelovig waren zeiden dat dit duidelijk slechts toverij was." |
|
780 | 5 | 111 | وإذ أوحيت إلى الحواريين أن آمنوا بي وبرسولي قالوا آمنا واشهد بأننا مسلمون |
| | | En toen Ik aan de discipelen openbaarde: "Gelooft in Mij en Mijn gezant." Zij zeiden: "Wij geloven. Getuig dat wij ons [aan God] hebben overgegeven." |
|
781 | 5 | 112 | إذ قال الحواريون يا عيسى ابن مريم هل يستطيع ربك أن ينزل علينا مائدة من السماء قال اتقوا الله إن كنتم مؤمنين |
| | | Toen de discipelen zeiden: "O 'Isa, zoon van Marjam, kan jouw Heer tot ons een tafel uit de hemel laten neerdalen?" Hij zei: "Vreest God als jullie gelovigen zijn." |
|
782 | 5 | 113 | قالوا نريد أن نأكل منها وتطمئن قلوبنا ونعلم أن قد صدقتنا ونكون عليها من الشاهدين |
| | | Zij zeiden: "Wij wensen ervan te eten en dat onze harten gerustgesteld worden en dat wij weten dat jij ons de waarheid hebt gezegd en dat wij tot hen behoren die er getuigen van zijn." |
|
783 | 5 | 114 | قال عيسى ابن مريم اللهم ربنا أنزل علينا مائدة من السماء تكون لنا عيدا لأولنا وآخرنا وآية منك وارزقنا وأنت خير الرازقين |
| | | 'Isa, de zoon van Marjam zei: "O God, onze Heer, laat tot ons uit de hemel een tafel neerdalen die voor ons een feest zal zijn, voor de eerste van ons en de laatste van ons en een teken van U. En voorzie in ons levensonderhoud; U bent de beste voorziener." |
|
784 | 5 | 115 | قال الله إني منزلها عليكم فمن يكفر بعد منكم فإني أعذبه عذابا لا أعذبه أحدا من العالمين |
| | | God zei: "Ik laat haar tot jullie neerdalen. Wie daarna van jullie nog ongelovig is die zal Ik straffen met een bestraffing zoals Ik niemand van de wereldbewoners straf." |
|
785 | 5 | 116 | وإذ قال الله يا عيسى ابن مريم أأنت قلت للناس اتخذوني وأمي إلهين من دون الله قال سبحانك ما يكون لي أن أقول ما ليس لي بحق إن كنت قلته فقد علمته تعلم ما في نفسي ولا أعلم ما في نفسك إنك أنت علام الغيوب |
| | | En toen God zei: "O 'Isa, zoon van Marjam, heb jij tot de mensen gezegd: 'Neemt mij en mijn moeder tot goden naast God?" Hij zei: "U zij geprezen! Het past mij niet iets te zeggen waartoe ik geen recht heb. Als ik het gezegd zou hebben dan zou U het geweten hebben. U weet wat in mijn binnenste is, maar ik weet niet wat in Uw binnenste is. U bent de kenner van de verborgenheden. |
|
786 | 5 | 117 | ما قلت لهم إلا ما أمرتني به أن اعبدوا الله ربي وربكم وكنت عليهم شهيدا ما دمت فيهم فلما توفيتني كنت أنت الرقيب عليهم وأنت على كل شيء شهيد |
| | | Ik heb tot hen alleen maar gezegd wat U mij bevolen hebt: 'Dient God, mijn Heer en jullie Heer? en ik was getuige van hen zolang ik bij hen was. En toen U mij weggenomen had was U de opziener over hen; U bent van alles getuige. |
|
787 | 5 | 118 | إن تعذبهم فإنهم عبادك وإن تغفر لهم فإنك أنت العزيز الحكيم |
| | | Als U hen bestraft, dan zijn zij Uw dienaren en als U hun vergeeft dan bent U de machtige, de wijze." |
|