نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
765 | 5 | 96 | أحل لكم صيد البحر وطعامه متاعا لكم وللسيارة وحرم عليكم صيد البر ما دمتم حرما واتقوا الله الذي إليه تحشرون |
| | | Toegestaan voor jullie is wat op zee gevangen wordt en voedsel uit haar als levensmiddelen voor jullie en voor de reizigers, maar verboden is voor jullie wat op het land gejaagd wordt zolang jullie in gewijde staat zijn. En vreest God tot Wie jullie verzameld zullen worden. |
|
766 | 5 | 97 | جعل الله الكعبة البيت الحرام قياما للناس والشهر الحرام والهدي والقلائد ذلك لتعلموا أن الله يعلم ما في السماوات وما في الأرض وأن الله بكل شيء عليم |
| | | God heeft de Ka'ba, het heilige huis, gemaakt tot een ondersteuning voor de mensen en evenzo de heilige maand, de offergave en de halsomhangsels. Dat is opdat jullie weten dat God weet wat er in de hemelen en wat er op de aarde is en dat God alwetend is. |
|
767 | 5 | 98 | اعلموا أن الله شديد العقاب وأن الله غفور رحيم |
| | | Weet dat God streng in de afstraffing is en dat God vergevend en barmhartig is. |
|
768 | 5 | 99 | ما على الرسول إلا البلاغ والله يعلم ما تبدون وما تكتمون |
| | | De gezant heeft alleen maar de plicht van de verkondiging, maar God weet wat jullie openlijk en in het verborgene doen. |
|
769 | 5 | 100 | قل لا يستوي الخبيث والطيب ولو أعجبك كثرة الخبيث فاتقوا الله يا أولي الألباب لعلكم تفلحون |
| | | Zeg: "Het onbetamelijke en het goede zijn niet gelijk, ook al bevalt jullie de veelheid van het onbetamelijke. Vreest God dus, o verstandigen; misschien zal het jullie welgaan." |
|
770 | 5 | 101 | يا أيها الذين آمنوا لا تسألوا عن أشياء إن تبد لكم تسؤكم وإن تسألوا عنها حين ينزل القرآن تبد لكم عفا الله عنها والله غفور حليم |
| | | Jullie die geloven! Vraagt niet naar dingen die jullie zullen kwellen als ze jullie bekend worden. Maar als jullie ernaar vragen, wanneer de Koran wordt neergezonden, dan worden ze jullie bekend. God heeft ze kwijtgescholden. God is vergevend en zachtmoedig. |
|
771 | 5 | 102 | قد سألها قوم من قبلكم ثم أصبحوا بها كافرين |
| | | Mensen van voor jullie tijd hebben het gevraagd, maar toen schonken zij er toch geen geloof aan. |
|
772 | 5 | 103 | ما جعل الله من بحيرة ولا سائبة ولا وصيلة ولا حام ولكن الذين كفروا يفترون على الله الكذب وأكثرهم لا يعقلون |
| | | God heeft niets ingesteld over de kameelmerrie met gespleten oren, noch over de losgelaten kameelmerrie, noch over de ooi die met een ram een tweeling vormt, noch over de niet meer te belasten kameelhengst. Maar zij die ongelovig zijn verzinnen leugens over God en de meesten van hen zijn niet verstandig. |
|
773 | 5 | 104 | وإذا قيل لهم تعالوا إلى ما أنزل الله وإلى الرسول قالوا حسبنا ما وجدنا عليه آباءنا أولو كان آباؤهم لا يعلمون شيئا ولا يهتدون |
| | | En wanneer tot hen gezegd wordt: "Komt tot wat God heeft neergezonden en tot de gezant", zeggen zij: "Dat waarvan wij gemerkt hebben dat onze vaderen eraan gewoon waren is goed genoeg voor ons." En als hun vaderen nu eens niets wisten en het goede pad niet volgden? |
|
774 | 5 | 105 | يا أيها الذين آمنوا عليكم أنفسكم لا يضركم من ضل إذا اهتديتم إلى الله مرجعكم جميعا فينبئكم بما كنتم تعملون |
| | | Jullie die geloven! Let op jezelf. Iemand die dwaalt kan jullie geen schade berokkenen wanneer jullie het goede pad volgen. Tot God is jullie terugkeer, gezamenlijk. Hij zal jullie dan meedelen wat jullie aan het doen waren. |
|