نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
60 | 2 | 53 | وإذ آتينا موسى الكتاب والفرقان لعلكم تهتدون |
| | | En (gedenkt) toen Wij Môesa de Schrift (de Taurât) en de Foerqân gaven, hopelijk zullen jullie de leiding volgen. |
|
61 | 2 | 54 | وإذ قال موسى لقومه يا قوم إنكم ظلمتم أنفسكم باتخاذكم العجل فتوبوا إلى بارئكم فاقتلوا أنفسكم ذلكم خير لكم عند بارئكم فتاب عليكم إنه هو التواب الرحيم |
| | | En (gedenkt) toen Môesa tot zijn volk zei: "O mijn volk! Voorwaar, jullie hebben jezelf onrecht aangedaa doordat jullie het kalf (ter aanbidding) hebben genomen, wendt jullie daarom in berouw tot jullie Schepper en doodt dan julliezelf, dat is beter voor jullie bij jullie Schepper." Toen aanvaardde Hij jullie berouw. Voorwaar, Hij is de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige. |
|
62 | 2 | 55 | وإذ قلتم يا موسى لن نؤمن لك حتى نرى الله جهرة فأخذتكم الصاعقة وأنتم تنظرون |
| | | En (gedenkt) toen jullie zeiden: "O Môesa, wij zullen jou niet geloven totdat wij Allah duidelijk (in Zijn ware gestalte) zien," waarop de bklisem jullie greep, terwijl jullie toekeken. |
|
63 | 2 | 56 | ثم بعثناكم من بعد موتكم لعلكم تشكرون |
| | | Vervolgens wekken Wij jullie op na jullie dood, hoplijk zullen jullie dankbaar zijn. |
|
64 | 2 | 57 | وظللنا عليكم الغمام وأنزلنا عليكم المن والسلوى كلوا من طيبات ما رزقناكم وما ظلمونا ولكن كانوا أنفسهم يظلمون |
| | | En wij gaven jullie schaduw door middel van de wolk en Wij deden Manna en kwartels voor jullie neerdalen. Eet van de goede dingen waarmee Wij jullie hebben voorzien. Zij deden Ons geen onrecht aan, maar zij deden zichzelf onrecht aan. |
|
65 | 2 | 58 | وإذ قلنا ادخلوا هذه القرية فكلوا منها حيث شئتم رغدا وادخلوا الباب سجدا وقولوا حطة نغفر لكم خطاياكم وسنزيد المحسنين |
| | | En (gedenkt) toen Wij zeiden: "Gaat deze stad binnen en eet daarvan (het land) van de overvloed, zoveel als jullie willen." Gaat buigend de poort binnen en zegt: "Vergeving!" Wij zullen jullie jullie fouten vergeven, en Wij zullen vermeerden voor de weldoeners." |
|
66 | 2 | 59 | فبدل الذين ظلموا قولا غير الذي قيل لهم فأنزلنا على الذين ظلموا رجزا من السماء بما كانوا يفسقون |
| | | Daarna verwisselden degenen die onrecht pleegden het Woord met iets anders dan wat tot hen gezegd was en daarom deden Wij op degenen die onrecht pleegden een plaag uit de hemel neerkomen, vanwege de grote zonden die zij plachten te bedrijven. |
|
67 | 2 | 60 | وإذ استسقى موسى لقومه فقلنا اضرب بعصاك الحجر فانفجرت منه اثنتا عشرة عينا قد علم كل أناس مشربهم كلوا واشربوا من رزق الله ولا تعثوا في الأرض مفسدين |
| | | En (gedenkt) toen Môesa water vroeg voor zijn volk, waarop Wij zeiden: "Sla met je staf op de rots." Toen ontsprongen daaruit twaalf bronnen. Waarlijk, elke stam kende zijn drinkplaats. Eet en drinkt can Allah's voorzieningen. En doet geen kwaad op aarde als verderfzaaiers. |
|
68 | 2 | 61 | وإذ قلتم يا موسى لن نصبر على طعام واحد فادع لنا ربك يخرج لنا مما تنبت الأرض من بقلها وقثائها وفومها وعدسها وبصلها قال أتستبدلون الذي هو أدنى بالذي هو خير اهبطوا مصرا فإن لكم ما سألتم وضربت عليهم الذلة والمسكنة وباءوا بغضب من الله ذلك بأنهم كانوا يكفرون بآيات الله ويقتلون النبيين بغير الحق ذلك بما عصوا وكانوا يعتدون |
| | | En (gedenkt) toen jullie zeiden: "O Môesa! Wij verdragen het niet om van één soort voedsel te leven, roep daarom voor ons jouw Heer aan, opdat Hij voor on voortbrengt van wat de aarde doet groeien van haar groenten, haar komkommers, haar knoflook, haar linzen en haar uien." Hij zei: "Willen jullie dat wat minderwaardig is, nemen in plaats van het betere? Gaat naar een ander land, en voorwaar, voor jullie zal er zijn wat jullie vroegen." En er werd over hen vernedering en ellende gebracht en zij keerden terug onder de toorn van Allah. Dat was omdat zij voortdurent Allah's Tekenen verwierpen en de Profeten dooden, zonder het recht te hebben. Dit was omdat zij opstandig waren en overtredingen plachten te begaan. |
|
69 | 2 | 62 | إن الذين آمنوا والذين هادوا والنصارى والصابئين من آمن بالله واليوم الآخر وعمل صالحا فلهم أجرهم عند ربهم ولا خوف عليهم ولا هم يحزنون |
| | | Voorwaar, degenen die geloven, en degenen die het Jodendom belijden en de Christenen en de Sabiërs; (zij allen) geloven in Allah en in de Laatste Dag, en zij verrichten goede werken: voor hen is hun beloning bij hun Heer en geen vrees zal er over hen zijn noch zullen zij treuren. |
|