نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
525 | 4 | 32 | ولا تتمنوا ما فضل الله به بعضكم على بعض للرجال نصيب مما اكتسبوا وللنساء نصيب مما اكتسبن واسألوا الله من فضله إن الله كان بكل شيء عليما |
| | | Begeert niet iets waarmee God een van jullie boven een ander heeft bevoorrecht. De mannen krijgen een aandeel van wat zij hebben verdiend en de vrouwen krijgen een aandeel van wat zij hebben verdiend. En vraagt God om iets van Zijn goedgunstigheid. God is alwetend. |
|
526 | 4 | 33 | ولكل جعلنا موالي مما ترك الوالدان والأقربون والذين عقدت أيمانكم فآتوهم نصيبهم إن الله كان على كل شيء شهيدا |
| | | Wij hebben gemaakt dat er voor iedereen rechthebbenden zijn op wat de ouders en de verwanten nalaten. En zij met wie jullie door eden verbonden zijn, geeft hun hun aandeel. God is van alles getuige. |
|
527 | 4 | 34 | الرجال قوامون على النساء بما فضل الله بعضهم على بعض وبما أنفقوا من أموالهم فالصالحات قانتات حافظات للغيب بما حفظ الله واللاتي تخافون نشوزهن فعظوهن واهجروهن في المضاجع واضربوهن فإن أطعنكم فلا تبغوا عليهن سبيلا إن الله كان عليا كبيرا |
| | | De mannen zijn zaakwaarnemers voor de vrouwen, omdat God de een boven de ander heeft bevoorrecht en omdat zij van hun bezittingen uitgegeven hebben. De deugdzame vrouwen zijn dus onderdanig en zij waken over wat verborgen is, omdat God erover waakt. Maar zij van wie jullie ongezeglijkheid vrezen, vermaant haar, laat haar alleen in de rustplaatsen en slaat haar. Als zij jullie dan gehoorzamen, dan moeten jullie niet proberen haar nog iets aan te doen. God is verheven en groot. |
|
528 | 4 | 35 | وإن خفتم شقاق بينهما فابعثوا حكما من أهله وحكما من أهلها إن يريدا إصلاحا يوفق الله بينهما إن الله كان عليما خبيرا |
| | | En als jullie onmin tussen beiden vrezen, zendt dan een scheidsrechter van zijn mensen en een scheidsrechter van haar mensen. Als zij beiden het weer goed willen maken, dan zal God hen met elkaar verzoenen. God is wetend en welingelicht. |
|
529 | 4 | 36 | واعبدوا الله ولا تشركوا به شيئا وبالوالدين إحسانا وبذي القربى واليتامى والمساكين والجار ذي القربى والجار الجنب والصاحب بالجنب وابن السبيل وما ملكت أيمانكم إن الله لا يحب من كان مختالا فخورا |
| | | Dient God en voegt aan Hem niets als metgezel toe. En weest goed voor de ouders en ook voor de verwant, de wezen, de behoeftigen, de verwante buur, de niet-verwante buur, de niet-verwante medeburger, hij die onderweg is en slaven waarover jullie beschikken. God bemint niet wie ingebeeld en verwaand zijn, |
|
530 | 4 | 37 | الذين يبخلون ويأمرون الناس بالبخل ويكتمون ما آتاهم الله من فضله وأعتدنا للكافرين عذابا مهينا |
| | | die gierig zijn, die de mensen opdragen gierig te zijn, die verbergen wat God hun van Zijn goedgunstigheid gegeven heeft -- voor de ongelovigen hebben Wij een vernederende bestraffing klaargemaakt -- |
|
531 | 4 | 38 | والذين ينفقون أموالهم رئاء الناس ولا يؤمنون بالله ولا باليوم الآخر ومن يكن الشيطان له قرينا فساء قرينا |
| | | die hun bezittingen weggeven om door de mensen gezien te worden en die niet in God noch in de laatste dag geloven. En voor wie de satan een kameraad is; een slechte kameraad is dat! |
|
532 | 4 | 39 | وماذا عليهم لو آمنوا بالله واليوم الآخر وأنفقوا مما رزقهم الله وكان الله بهم عليما |
| | | Wat zou hun kunnen overkomen als zij in God en in de laatste dag zouden geloven en ook iets van wat God hun voor hun levensonderhoud gegeven heeft als bijdragen geven. God is over hen wetend. |
|
533 | 4 | 40 | إن الله لا يظلم مثقال ذرة وإن تك حسنة يضاعفها ويؤت من لدنه أجرا عظيما |
| | | God doet geen greintje onrecht aan en als het een goede daad is zal Hij die verdubbelen en van Zijn kant een geweldig loon geven. |
|
534 | 4 | 41 | فكيف إذا جئنا من كل أمة بشهيد وجئنا بك على هؤلاء شهيدا |
| | | Hoe zal het dan zijn wanneer Wij uit elke gemeenschap een getuige laten komen en Wij jou als getuige tegen dezen hier laten komen? |
|