نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
5151 | 60 | 1 | بسم الله الرحمن الرحيم يا أيها الذين آمنوا لا تتخذوا عدوي وعدوكم أولياء تلقون إليهم بالمودة وقد كفروا بما جاءكم من الحق يخرجون الرسول وإياكم أن تؤمنوا بالله ربكم إن كنتم خرجتم جهادا في سبيلي وابتغاء مرضاتي تسرون إليهم بالمودة وأنا أعلم بما أخفيتم وما أعلنتم ومن يفعله منكم فقد ضل سواء السبيل |
| | | O ware geloovigen! kiest mijne vijanden en uwe vijanden niet tot uwe vrienden. Betoont hun geene vriendschap, nu zij niet de waarheid gelooven, die tot u is gekomen; en den gezant en u zelven uit uwe geboortestad hebben verdreven, omdat gij in God uwen Heer gelooft. Indien gij uit uwe woonplaatsen vertrekt ter verdediging van mijnen godsdienst en uit begeerte mij te behagen, en hun in het verborgen vriendschap betoont, waarlijk, ik ken wel wat gij verbergt en wat gij ontdekt; en gij die dit doet, is reeds van den rechten weg afgedwaald. |
|
5152 | 60 | 2 | إن يثقفوكم يكونوا لكم أعداء ويبسطوا إليكم أيديهم وألسنتهم بالسوء وودوا لو تكفرون |
| | | Indien zij u slechts ergens ontmoeten, zullen zij uwe vijanden zijn; zij zullen hunne handen en hunne tongen met boosheid naar u uitstrekken, en zij begeeren ernstig, dat gij ongeloovigen zult worden. |
|
5153 | 60 | 3 | لن تنفعكم أرحامكم ولا أولادكم يوم القيامة يفصل بينكم والله بما تعملون بصير |
| | | Noch uwe bloedverwanten, noch uwe kinderen zullen u van eenig nut zijn op den dag der opstanding, die u van elkander zal scheiden: en God ziet wat gij doet. |
|
5154 | 60 | 4 | قد كانت لكم أسوة حسنة في إبراهيم والذين معه إذ قالوا لقومهم إنا برآء منكم ومما تعبدون من دون الله كفرنا بكم وبدا بيننا وبينكم العداوة والبغضاء أبدا حتى تؤمنوا بالله وحده إلا قول إبراهيم لأبيه لأستغفرن لك وما أملك لك من الله من شيء ربنا عليك توكلنا وإليك أنبنا وإليك المصير |
| | | Gij hebt een uitmuntend voorbeeld in Abraham, en zij die met hem waren, toen zij tot hun volk zeiden: Waarlijk wij zijn onschuldig aan u en aan de afgoden, welke gij naast God vereert; wij hebben afstand van u gedaan (u verloochend; en er is voor eeuwig haat en vijandschap tusschen ons gekomen, tot gij in God alleen gelooft. Doch gij zult Abraham niet navolgen in hetgeen hij tot zijn vader zeide: Waarlijk ik wil vergiffenis voor u vragen; maar ik kan niets ten uwen behoeve van God verkrijgen. O Heer! in u vertrouwen wij, en tot u zijn wij gewend, en voor u zullen wij hiernamaals worden verzameld. |
|
5155 | 60 | 5 | ربنا لا تجعلنا فتنة للذين كفروا واغفر لنا ربنا إنك أنت العزيز الحكيم |
| | | O Heer! leid ons niet in verzoeking door hen die niet gelooven, en vergeef ons, o Heer! want gij zijt de Machtige, en de Wijze. |
|
5156 | 60 | 6 | لقد كان لكم فيهم أسوة حسنة لمن كان يرجو الله واليوم الآخر ومن يتول فإن الله هو الغني الحميد |
| | | Waarlijk, gij hebt een uitmuntend voorbeeld in hen en in hem; gij die op God en den jongsten dag vertrouwt. Maar hij die zich afwendt, waarlijk, God is almachtig en lofwaardig. |
|
5157 | 60 | 7 | عسى الله أن يجعل بينكم وبين الذين عاديتم منهم مودة والله قدير والله غفور رحيم |
| | | Misschien zal God vriendschap doen onstaan tusschen u en hen, welke gij thans voor uwe vijanden houdt; want God is machtig, en God is vergevensgezind en barmhartig. |
|
5158 | 60 | 8 | لا ينهاكم الله عن الذين لم يقاتلوكم في الدين ولم يخرجوكم من دياركم أن تبروهم وتقسطوا إليهم إن الله يحب المقسطين |
| | | Wat hen betreft, die geene wapenen tegen u hebben gevoerd wegens den godsdienst, en u niet uit uwe woningen verdreven hebben. God verbiedt u niet, hen vriendschappelijk te behandelen en rechtvaardig jegens hen te zijn. |
|
5159 | 60 | 9 | إنما ينهاكم الله عن الذين قاتلوكم في الدين وأخرجوكم من دياركم وظاهروا على إخراجكم أن تولوهم ومن يتولهم فأولئك هم الظالمون |
| | | Doch wat degenen betreft, die u om uwen godsdienst bestreden en u uit uwe woningen verdreven, of daartoe mede geholpen hebben, verbiedt God u vriendschap met hen aan te knoopen, en wie het doen, zijn snoodaards. |
|
5160 | 60 | 10 | يا أيها الذين آمنوا إذا جاءكم المؤمنات مهاجرات فامتحنوهن الله أعلم بإيمانهن فإن علمتموهن مؤمنات فلا ترجعوهن إلى الكفار لا هن حل لهم ولا هم يحلون لهن وآتوهم ما أنفقوا ولا جناح عليكم أن تنكحوهن إذا آتيتموهن أجورهن ولا تمسكوا بعصم الكوافر واسألوا ما أنفقتم وليسألوا ما أنفقوا ذلكم حكم الله يحكم بينكم والله عليم حكيم |
| | | O ware geloovigen! indien geloovige vrouwen als vluchtelingen tot u komen, beproeft haar: God is wel bekend met haar geloof. En als gij weet dat zij ware geloovigen zijn, zendt haar dan niet tot de ongeloovigen terug. Het is haar niet geoorloofd de ongeloovigen te huwen, en de ongeloovigen mogen haar niet huwen. Maar geeft haren ongeloovigen echtgenooten, wat zij voor hare bruidschatten zullen hebben besteed. Het is u geoorloofd haar te huwen; maar verzeker haar heuren bruidschat. Behoudt de ongeloovige vrouwen niet, maar vraagt datgene terug, wat gij besteed hebt voor den bruidschat van diegene uwer vrouwen, welke tot de ongeloovigen overloopen, en laat hen terugvragen, wat zij besteed hebben voor de bruidschatten hunner vrouwen, die tot u overloopen. Dit is Gods oordeel, hetgeen hij voor u vaststelt; en God is alwetend en wijs. |
|