نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
503 | 4 | 10 | إن الذين يأكلون أموال اليتامى ظلما إنما يأكلون في بطونهم نارا وسيصلون سعيرا |
| | | Zij, die het vermogen der weezen onoprecht verteren, brengen het vuur in hunne ingewanden, en zullen eens in heete vlammen braden. |
|
504 | 4 | 11 | يوصيكم الله في أولادكم للذكر مثل حظ الأنثيين فإن كن نساء فوق اثنتين فلهن ثلثا ما ترك وإن كانت واحدة فلها النصف ولأبويه لكل واحد منهما السدس مما ترك إن كان له ولد فإن لم يكن له ولد وورثه أبواه فلأمه الثلث فإن كان له إخوة فلأمه السدس من بعد وصية يوصي بها أو دين آباؤكم وأبناؤكم لا تدرون أيهم أقرب لكم نفعا فريضة من الله إن الله كان عليما حكيما |
| | | God heeft u dit, betreffende uwe kinderen, geboden. Een knaap zal zooveel hebben als het deel van twee vrouwen; maar indien het alleen vrouwen zijn, en meer dan twee, zullen zij twee derden der nalatenschap, en indien er maar eene is, zal zij de helft hebben. En de ouders van den overledene zullen ieder een zesde gedeelte ontvangen van hetgeen hij nalaat, indien hij een kind heeft achtergelaten. Indien hij geen kind nalaat, en zijne ouders zijne erven zijn, zal de moeder een derde hebben. En indien hij broeders heeft, zal zijne moeder een zesde hebben, nadat de legaten en de schulden van den erflater zullen betaald zijn. Gij weet niet, of uwe kinderen of uwe ouders u nuttiger zijn. Dit is een bevel van God, de alwetende en alwijze. |
|
505 | 4 | 12 | ولكم نصف ما ترك أزواجكم إن لم يكن لهن ولد فإن كان لهن ولد فلكم الربع مما تركن من بعد وصية يوصين بها أو دين ولهن الربع مما تركتم إن لم يكن لكم ولد فإن كان لكم ولد فلهن الثمن مما تركتم من بعد وصية توصون بها أو دين وإن كان رجل يورث كلالة أو امرأة وله أخ أو أخت فلكل واحد منهما السدس فإن كانوا أكثر من ذلك فهم شركاء في الثلث من بعد وصية يوصى بها أو دين غير مضار وصية من الله والله عليم حليم |
| | | Buitendien moogt gij aanspraak maken op de helft van hetgeen uwe vrouwen nalaten, indien zij geene kinderen hebben; en indien zij kinderen bezitten, dan zult gij het vierde ontvangen van hetgeen zij nalaten, nadat de legaten en hare schulden zullen betaald zijn. Zij zullen ook het vierde hebben van hetgeen gij zult nalaten. Indien gij kinderen hebt, zullen zij het achtste gedeelte hebben van hetgeen gij nalaat, nadat uwe legaten en schulden zullen zijn betaald. En indien het vermogen van een man of eene vrouw door een verwijderde bloedverwant wordt geërfd, en hij of zij een broeder of zuster heeft, dan zal ieder van hen beiden een zesde gedeelte der nalatenschap ontvangen. Indien er meer zijn, zullen zij een derde gedeelte gelijk deelen, na betaling der legaten en schulden. Zonder daardoor aan anderen nadeel toe te brengen. Dit is een bevel van God; hij is wijs en genadig. |
|
506 | 4 | 13 | تلك حدود الله ومن يطع الله ورسوله يدخله جنات تجري من تحتها الأنهار خالدين فيها وذلك الفوز العظيم |
| | | Dit zijn Gods bevelen. En wie God en zijne gezanten gehoorzaamt, zal door God in tuinen geleid worden van stroomen doorsneden. Hij zal eeuwig daarin verblijven, en dit zal eene groote gelukzaligheid zijn. |
|
507 | 4 | 14 | ومن يعص الله ورسوله ويتعد حدوده يدخله نارا خالدا فيها وله عذاب مهين |
| | | Maar hij die God en zijne gezanten ongehoorzaam is en zijne bevelen overtreedt, zal in het vuur der hel komen. Hij zal daarin eeuwig verblijven en eene schandelijke straf ondergaan. |
|
508 | 4 | 15 | واللاتي يأتين الفاحشة من نسائكم فاستشهدوا عليهن أربعة منكم فإن شهدوا فأمسكوهن في البيوت حتى يتوفاهن الموت أو يجعل الله لهن سبيلا |
| | | Indien uwe vrouwen aan eene afschuwelijke daad schuldig zijn, roep dan vier getuigen van u tegen haar, en indien deze tegen haar getuigen, sluit haar op in afzonderlijke vertrekken, tot de dood haar bevrijdt, of dat God haar een weg tot redding schenkt. |
|
509 | 4 | 16 | واللذان يأتيانها منكم فآذوهما فإن تابا وأصلحا فأعرضوا عنهما إن الله كان توابا رحيما |
| | | Indien twee uwer dezelfde misdaad begaan, straf hen beiden; maar indien zij berouw hebben en zich beteren, laat hen met rust; want God is vergevingsgezind en barmhartig. |
|
510 | 4 | 17 | إنما التوبة على الله للذين يعملون السوء بجهالة ثم يتوبون من قريب فأولئك يتوب الله عليهم وكان الله عليما حكيما |
| | | Waarlijk, bij God is verzoening voor hen, die in onwetendheid gezondigd en er spoedig berouw over hebben. God vergeeft hun; want God is alwetend en wijs. |
|
511 | 4 | 18 | وليست التوبة للذين يعملون السيئات حتى إذا حضر أحدهم الموت قال إني تبت الآن ولا الذين يموتون وهم كفار أولئك أعتدنا لهم عذابا أليما |
| | | Maar er is geene verzoening voor hen, die het booze doen tot de dood hen treft, en dan eerst zeggen: Ik heb berouw; ook voor hen niet die als ongeloovigen sterven. Voor dezen hebben wij een strenge straf bepaald. |
|
512 | 4 | 19 | يا أيها الذين آمنوا لا يحل لكم أن ترثوا النساء كرها ولا تعضلوهن لتذهبوا ببعض ما آتيتموهن إلا أن يأتين بفاحشة مبينة وعاشروهن بالمعروف فإن كرهتموهن فعسى أن تكرهوا شيئا ويجعل الله فيه خيرا كثيرا |
| | | O geloovigen! het is niet geoorloofd, de erfgenamen van vrouwen te worden, tegen haren wil, noch haar te beletten te trouwen; om daardoor een deel te ontvangen van hetgeen gij haar gegeven hebt, behalve indien zij eene openbare misdaad hebben begaan; maar ga goed met haar om. Indien gij haar echter haat, dan kan het mogelijk zijn, dat gij iets haat, waarin door God groot geluk voor u is bereid. |
|