نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
461 | 3 | 168 | الذين قالوا لإخوانهم وقعدوا لو أطاعونا ما قتلوا قل فادرءوا عن أنفسكم الموت إن كنتم صادقين |
| | | Zij die van hun broeders, terwijl zijzelf thuisbleven, zeiden: "Als zij naar ons geluisterd hadden, waren zij niet gedood." Zeg: "Weert dan de dood van jullie zelf af, als jullie gelijk hebben." |
|
462 | 3 | 169 | ولا تحسبن الذين قتلوا في سبيل الله أمواتا بل أحياء عند ربهم يرزقون |
| | | En denk van hen die op Gods weg gedood worden niet dat zij dood zijn; zij zijn juist levend bij hun Heer, waar in hun onderhoud wordt voorzien, |
|
463 | 3 | 170 | فرحين بما آتاهم الله من فضله ويستبشرون بالذين لم يلحقوا بهم من خلفهم ألا خوف عليهم ولا هم يحزنون |
| | | terwijl zij zich verheugen over wat God hun van Zijn genade geeft en zich verblijden dat de achterblijvers die zich nog niet bij hen gevoegd hebben niets te vrezen hebben noch bedroefd zullen zijn. * |
|
464 | 3 | 171 | يستبشرون بنعمة من الله وفضل وأن الله لا يضيع أجر المؤمنين |
| | | Zij verblijden zich over een genade en een gunst van God en dat God het loon van de gelovigen niet verloren laat gaan, |
|
465 | 3 | 172 | الذين استجابوا لله والرسول من بعد ما أصابهم القرح للذين أحسنوا منهم واتقوا أجر عظيم |
| | | die God en Zijn gezant gehoor geven na de slag die hen getroffen heeft. Voor diegenen onder hen die goed doen en die godvrezend zijn is er een geweldig loon. |
|
466 | 3 | 173 | الذين قال لهم الناس إن الناس قد جمعوا لكم فاخشوهم فزادهم إيمانا وقالوا حسبنا الله ونعم الوكيل |
| | | Tot wie de mensen zeiden: "De mensen hebben zich tegen jullie verzameld; vreest hen dus." Maar dat deed hun geloof alleen maar toenemen en zij zeiden: "God is voor ons goed genoeg; Hij is een voortreffelijke voogd." |
|
467 | 3 | 174 | فانقلبوا بنعمة من الله وفضل لم يمسسهم سوء واتبعوا رضوان الله والله ذو فضل عظيم |
| | | Dus keerden zij weerom met genade en gunst van God. Geen kwaad overkwam hen en zij volgden Gods welgevallen na. God is vol van geweldige goedgunstigheid. |
|
468 | 3 | 175 | إنما ذلكم الشيطان يخوف أولياءه فلا تخافوهم وخافون إن كنتم مؤمنين |
| | | Dat was slechts de satan. Hij boezemt [jullie] vrees in voor zijn aanhangers. Vreest hen niet, maar vreest Mij als jullie gelovig zijn. |
|
469 | 3 | 176 | ولا يحزنك الذين يسارعون في الكفر إنهم لن يضروا الله شيئا يريد الله ألا يجعل لهم حظا في الآخرة ولهم عذاب عظيم |
| | | Laat je niet bedroefd maken door hen die wedijveren in ongeloof; zij brengen God geen enkele schade toe. God wenst voor hen geen aandeel in het hiernamaals tot stand te brengen. Voor hen is er een geweldige bestraffing. |
|
470 | 3 | 177 | إن الذين اشتروا الكفر بالإيمان لن يضروا الله شيئا ولهم عذاب أليم |
| | | Zij die voor het geloof ongeloof gekocht hebben; zij brengen God geen enkele schade toe. Voor hen is er een pijnlijke bestraffing. |
|