نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
4278 | 42 | 6 | والذين اتخذوا من دونه أولياء الله حفيظ عليهم وما أنت عليهم بوكيل |
| | | Maar wat hen betreft, die andere goden tot hunne beschermers nevens hem nemen, God slaat hunne daden gade; want gij zijt geen opzichter over hen. |
|
4279 | 42 | 7 | وكذلك أوحينا إليك قرآنا عربيا لتنذر أم القرى ومن حولها وتنذر يوم الجمع لا ريب فيه فريق في الجنة وفريق في السعير |
| | | Zoo hebben wij u een Arabischen Koran geopenbaard, opdat gij de stad Mekka zoudt waarschuwen, en de Arabieren die er omheen wonen, en dat gij hen met den dag der algemeene verzameling zoudt bedreigen, waaraan niet te twijfelen valt. Een deel zal dan in het paradijs worden geplaatst en een ander deel in de hel. |
|
4280 | 42 | 8 | ولو شاء الله لجعلهم أمة واحدة ولكن يدخل من يشاء في رحمته والظالمون ما لهم من ولي ولا نصير |
| | | Indien het Gode had behaagd, zou hij hen allen éénen godsdienst hebben doen belijden; maar hij leidt in zijne genade dengeen die hem behaagt, en de onrechtvaardigen zullen geen beschermer of helper hebben. |
|
4281 | 42 | 9 | أم اتخذوا من دونه أولياء فالله هو الولي وهو يحيي الموتى وهو على كل شيء قدير |
| | | Nemen zij andere beschermers naast hem, terwijl toch God de eenige, ware beschermer is? Hij bezielt en doodt, en is almachtig. |
|
4282 | 42 | 10 | وما اختلفتم فيه من شيء فحكمه إلى الله ذلكم الله ربي عليه توكلت وإليه أنيب |
| | | Over welke zaak gij ook moogt verschillen, de beslissing daarvan behoort aan God. Dit is God, mijn Heer, op hem vertrouw ik, en tot hem wend ik mij. |
|
4283 | 42 | 11 | فاطر السماوات والأرض جعل لكم من أنفسكم أزواجا ومن الأنعام أزواجا يذرؤكم فيه ليس كمثله شيء وهو السميع البصير |
| | | De schepper van hemel en aarde heeft u vrouwen van uwe eigene soort gegeven, en mannelijke en vrouwelijk vee, waardoor hij u vermenigvuldigt. Er is niets aan hem gelijk, en hij is het, die alles hoort en ziet. |
|
4284 | 42 | 12 | له مقاليد السماوات والأرض يبسط الرزق لمن يشاء ويقدر إنه بكل شيء عليم |
| | | Hem behooren de sleutels van hemel en aarde; hij geeft overvloedigen voorraad aan wien hem behaagt, en hij is spaarzaam naar zijn welbehagen: want hij kent alle dingen. |
|
4285 | 42 | 13 | شرع لكم من الدين ما وصى به نوحا والذي أوحينا إليك وما وصينا به إبراهيم وموسى وعيسى أن أقيموا الدين ولا تتفرقوا فيه كبر على المشركين ما تدعوهم إليه الله يجتبي إليه من يشاء ويهدي إليه من ينيب |
| | | Hij heeft u den godsdienst aangewezen, welken hij aan Noach gaf, dien wij u, o Mahomet! hebben geopenbaard, en welken wij aan Abraham, Mozes en Jezus hebben aanbevolen, zeggende: Neemt dezen godsdienst in acht, en weest daarin niet verdeeld. De aanbidding van één God, waartoe gij hen uitnoodigt, is bedroevend voor de ongeloovigen. God zal daartoe verkiezen wien hem behaagt, en hij zal door die aanbidding leiden, wie berouw betoont. |
|
4286 | 42 | 14 | وما تفرقوا إلا من بعد ما جاءهم العلم بغيا بينهم ولولا كلمة سبقت من ربك إلى أجل مسمى لقضي بينهم وإن الذين أورثوا الكتاب من بعدهم لفي شك منه مريب |
| | | Zij, die in verleden tijden leefden, waren niet onder elkander verdeeld, dan nadat de kennis van Gods eenheid tot hen was gekomen, en dit was door hunne eigene verdorvenheid. Indien Gods woord, dat de straf op een vooraf bepaalden tijd uitstelde, niet vroeger ware uitgesproken, zou er reeds tusschen hen zijn beslist. Zij, die de schriften na hen hebben geërfd, verkeeren zekerlijk daaromtrent in een verwarden twijfel. |
|
4287 | 42 | 15 | فلذلك فادع واستقم كما أمرت ولا تتبع أهواءهم وقل آمنت بما أنزل الله من كتاب وأمرت لأعدل بينكم الله ربنا وربكم لنا أعمالنا ولكم أعمالكم لا حجة بيننا وبينكم الله يجمع بيننا وإليه المصير |
| | | Noodig hen dus uit, het zekere geloof te ontvangen, en dring bij hen aan, zooals u is bevolen. Volg niet hunne ijdele begeerten, en zeg: Ik geloof in al de schriften welke God heeft nedergezonden, en mij is bevolen rechtvaardigheid tusschen u uit te oefenen. God is onze Heer en uw Heer: aan ons zullen onze werken worden toegekend, en aan u zullen uwe werken worden toegeschreven: laat er tusschen ons en u geen krakeel bestaan; want God zal ons allen op den jongsten dag verzamelen en tot hem zullen wij terugkeeren. |
|