نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
4152 | 40 | 19 | يعلم خائنة الأعين وما تخفي الصدور |
| | | Hij kent het verraad in de ogen en wat de harten verbergen. |
|
4153 | 40 | 20 | والله يقضي بالحق والذين يدعون من دونه لا يقضون بشيء إن الله هو السميع البصير |
| | | En God beslist naar waarheid, maar zij die door hen in plaats van Hem aangeroepen worden beslissen niets. God is de horende, de doorziende. * |
|
4154 | 40 | 21 | أولم يسيروا في الأرض فينظروا كيف كان عاقبة الذين كانوا من قبلهم كانوا هم أشد منهم قوة وآثارا في الأرض فأخذهم الله بذنوبهم وما كان لهم من الله من واق |
| | | Hebben zij dan niet op de aarde rondgereisd en ernaar gekeken hoe het einde was van hen die er vóór hen waren? Zij waren sterker dan zij en lieten meer sporen achter op de aarde, maar God greep hen voor hun zonden; voor hen was er tegen God geen beschermer. |
|
4155 | 40 | 22 | ذلك بأنهم كانت تأتيهم رسلهم بالبينات فكفروا فأخذهم الله إنه قوي شديد العقاب |
| | | Dat was omdat hun gezanten met de duidelijke bewijzen tot hen waren gekomen en zij toch ongelovig waren. Dus greep God hen; Hij is sterk en streng in de afstraffing. |
|
4156 | 40 | 23 | ولقد أرسلنا موسى بآياتنا وسلطان مبين |
| | | Wij hadden Moesa toch met Onze tekenen en een duidelijke machtiging gezonden |
|
4157 | 40 | 24 | إلى فرعون وهامان وقارون فقالوا ساحر كذاب |
| | | naar Fir'aun, Hamaan en Karoen. Maar zij zeiden: "Een leugenachtige tovenaar!" |
|
4158 | 40 | 25 | فلما جاءهم بالحق من عندنا قالوا اقتلوا أبناء الذين آمنوا معه واستحيوا نساءهم وما كيد الكافرين إلا في ضلال |
| | | En toen hij met de waarheid van Ons bij hen kwam zeiden zij: "Doodt de zonen van hen die met hem geloven en laat hun vrouwen in leven." Maar de list van de ongelovigen mist steeds haar doel. |
|
4159 | 40 | 26 | وقال فرعون ذروني أقتل موسى وليدع ربه إني أخاف أن يبدل دينكم أو أن يظهر في الأرض الفساد |
| | | En Fir'aun zei: "Laat mij Moesa doden en hij moet dan maar zijn Heer aanroepen. Ik ben bang dat hij [anders] jullie godsdienst zal veranderen of zichtbaar verderf op de aarde zal brengen." |
|
4160 | 40 | 27 | وقال موسى إني عذت بربي وربكم من كل متكبر لا يؤمن بيوم الحساب |
| | | En Moesa zei: "Ik zoek bescherming bij mijn Heer en jullie Heer tegen iedere hoogmoedige die niet in de dag van de afrekening gelooft." |
|
4161 | 40 | 28 | وقال رجل مؤمن من آل فرعون يكتم إيمانه أتقتلون رجلا أن يقول ربي الله وقد جاءكم بالبينات من ربكم وإن يك كاذبا فعليه كذبه وإن يك صادقا يصبكم بعض الذي يعدكم إن الله لا يهدي من هو مسرف كذاب |
| | | Een gelovige man uit Fir'auns mensen die zijn geloof verborgen hield zei: "Zullen jullie een man doden omdat hij zegt: 'Mijn Heer is God?, terwijl hij toch met de duidelijke bewijzen van zijn Heer tot jullie gekomen is? Als hij een leugenaar is zal zijn bedrog in zijn eigen nadeel zijn. Maar als hij gelijk heeft, dan zal jullie zeker iets van wat hij jullie heeft aangezegd treffen. God wijst de goede richting niet aan wie schaamteloos zijn en leugenaars. |
|