نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
405 | 3 | 112 | ضربت عليهم الذلة أين ما ثقفوا إلا بحبل من الله وحبل من الناس وباءوا بغضب من الله وضربت عليهم المسكنة ذلك بأنهم كانوا يكفرون بآيات الله ويقتلون الأنبياء بغير حق ذلك بما عصوا وكانوا يعتدون |
| | | Zij worden getroffen met vernedering waar men hen ook aantreft, behalve als zij een band met God of een band met de mensen hebben en zij halen zich Gods toorn op de hals en zij worden getroffen met onderwerping. Dat is omdat zij ongelovig waren aan Gods tekenen en de profeten zonder enig recht doodden. Dat is omdat zij opstandigen vijandig waren. * |
|
406 | 3 | 113 | ليسوا سواء من أهل الكتاب أمة قائمة يتلون آيات الله آناء الليل وهم يسجدون |
| | | Zij zijn niet [allen] gelijk. Onder de mensen van het boek is er een gemeenschap die standvastig Gods tekenen gedurende de nacht voorleest, terwijl zij zich eerbiedig neerbuigen. |
|
407 | 3 | 114 | يؤمنون بالله واليوم الآخر ويأمرون بالمعروف وينهون عن المنكر ويسارعون في الخيرات وأولئك من الصالحين |
| | | Zij geloven in God en de laatste dag, zij gebieden het behoorlijke, verbieden het verwerpelijke en wedijveren in goede daden. Zij zijn het die tot de rechtschapenen behoren. |
|
408 | 3 | 115 | وما يفعلوا من خير فلن يكفروه والله عليم بالمتقين |
| | | Het goede dat zij doen, daarvoor zal hun geen ondankbaarheid betoond worden. God kent de godvrezenden. |
|
409 | 3 | 116 | إن الذين كفروا لن تغني عنهم أموالهم ولا أولادهم من الله شيئا وأولئك أصحاب النار هم فيها خالدون |
| | | Hun die ongelovig zijn zullen hun bezittingen en hun kinderen bij God volstrekt niet baten. Zij zijn het die in het vuur thuishoren; zij zullen daarin altijd blijven. |
|
410 | 3 | 117 | مثل ما ينفقون في هذه الحياة الدنيا كمثل ريح فيها صر أصابت حرث قوم ظلموا أنفسهم فأهلكته وما ظلمهم الله ولكن أنفسهم يظلمون |
| | | Wat zij in het tegenwoordige leven weggeven lijkt bijvoorbeeld op ijzige wind die het gewas trof van mensen die zichzelf onrecht aangedaan hadden en het vernielden. God doet hun geen onrecht aan, maar zij doen zichzelf onrecht aan. |
|
411 | 3 | 118 | يا أيها الذين آمنوا لا تتخذوا بطانة من دونكم لا يألونكم خبالا ودوا ما عنتم قد بدت البغضاء من أفواههم وما تخفي صدورهم أكبر قد بينا لكم الآيات إن كنتم تعقلون |
| | | Jullie die geloven! Neemt geen vertrouwelingen buiten jullie kring; zij zullen niet nalaten jullie verderfelijke schade te berokkenen. Zij zouden voor jullie graag onheil willen. De haat blijkt openlijk uit hun monden, maar wat hun binnenste verbergt is erger. Wij hebben jullie de tekenen duidelijk gemaakt als jullie verstand hebben. |
|
412 | 3 | 119 | ها أنتم أولاء تحبونهم ولا يحبونكم وتؤمنون بالكتاب كله وإذا لقوكم قالوا آمنا وإذا خلوا عضوا عليكم الأنامل من الغيظ قل موتوا بغيظكم إن الله عليم بذات الصدور |
| | | Zo zijn jullie nu. Jullie beminnen hen, maar zij beminnen jullie niet. Jullie geloven in het hele boek. Wanneer zij jullie ontmoeten zeggen zij: "Wij geloven." Maar wanneer zij alleen zijn, bijten zij uit woede over jullie op hun vingertoppen. Zeg: "Sterft in jullie woede." God weet wat er binnen in de harten is. |
|
413 | 3 | 120 | إن تمسسكم حسنة تسؤهم وإن تصبكم سيئة يفرحوا بها وإن تصبروا وتتقوا لا يضركم كيدهم شيئا إن الله بما يعملون محيط |
| | | Als jullie iets goeds overkomt dan ergeren zij zich en als jullie iets ergs treft dan verheugen zij zich erover. Maar als jullie geduldig volharden en godvrezend zijn zal hun list jullie geen enkele schade berokkenen. God omvat wat zij doen. |
|
414 | 3 | 121 | وإذ غدوت من أهلك تبوئ المؤمنين مقاعد للقتال والله سميع عليم |
| | | En toen jij 's morgens vroeg jouw huisgenoten verliet om de gelovigen plaatsen voor de strijd aan te wijzen. God is horend en wetend. |
|