نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
38 | 2 | 31 | وعلم آدم الأسماء كلها ثم عرضهم على الملائكة فقال أنبئوني بأسماء هؤلاء إن كنتم صادقين |
| | | En Hij onderwees Adam alle namen. Toen legde Hij hen aan de engelen voor en zei: "Deelt mij de namen van dezen maar mee, als jullie gelijk hebben." |
|
39 | 2 | 32 | قالوا سبحانك لا علم لنا إلا ما علمتنا إنك أنت العليم الحكيم |
| | | Zij zeiden: "U zij geprezen! Wij weten slechts wat U ons hebt onderwezen. U bent de wetende, de wijze |
|
40 | 2 | 33 | قال يا آدم أنبئهم بأسمائهم فلما أنبأهم بأسمائهم قال ألم أقل لكم إني أعلم غيب السماوات والأرض وأعلم ما تبدون وما كنتم تكتمون |
| | | Hij zei: "Adam, deel hun hun namen mee." Toen hij hun dan hun namen meedeelde zei Hij: "Had Ik jullie niet gezegd dat Ik het onzichtbare van de hemelen en de aarde ken en weet, wat jullie openlijk en in het verborgene doen." |
|
41 | 2 | 34 | وإذ قلنا للملائكة اسجدوا لآدم فسجدوا إلا إبليس أبى واستكبر وكان من الكافرين |
| | | Toen Wij tot de engelen zeiden: "Buigt eerbiedig neer voor Adam", bogen zij zich eerbiedig neer, behalve Iblies; hij weigerde en was hoogmoedig, want hij was een van de ongelovigen. |
|
42 | 2 | 35 | وقلنا يا آدم اسكن أنت وزوجك الجنة وكلا منها رغدا حيث شئتما ولا تقربا هذه الشجرة فتكونا من الظالمين |
| | | En Wij zeiden: "Adam, jij en je echtgenote mogen de tuin bewonen en jullie mogen ervan in overvloed eten waar jullie maar willen, maar jullie mogen deze boom niet benaderen, want dan behoren jullie tot de onrechtplegers." |
|
43 | 2 | 36 | فأزلهما الشيطان عنها فأخرجهما مما كانا فيه وقلنا اهبطوا بعضكم لبعض عدو ولكم في الأرض مستقر ومتاع إلى حين |
| | | Toen liet de satan hen daaruit afdwalen. Zo bracht hij hen uit de plaats waarin zij waren naar buiten en Wij zeiden: "Daalt af, elkaar tot vijand; en tijdelijk is er voor jullie op de aarde een verblijfplaats en vruchtgebruik." |
|
44 | 2 | 37 | فتلقى آدم من ربه كلمات فتاب عليه إنه هو التواب الرحيم |
| | | Toen nam Adam van zijn Heer woorden in ontvangst en Hij wendde zich genadig tot hem; Hij is de genadegever, de barmhartige. |
|
45 | 2 | 38 | قلنا اهبطوا منها جميعا فإما يأتينكم مني هدى فمن تبع هداي فلا خوف عليهم ولا هم يحزنون |
| | | Wij zeiden: "Daalt allen eruit af. Als er dan van Mij een leidraad tot jullie komt, dan hebben zij die Mijn leidraad volgen niets te vrezen, noch zullen zij bedroefd zijn. |
|
46 | 2 | 39 | والذين كفروا وكذبوا بآياتنا أولئك أصحاب النار هم فيها خالدون |
| | | Maar zij die ongelovig zijn en Onze tekenen loochenen, zij zijn het die in het vuur thuishoren, zij zullen daarin altijd blijven." |
|
47 | 2 | 40 | يا بني إسرائيل اذكروا نعمتي التي أنعمت عليكم وأوفوا بعهدي أوف بعهدكم وإياي فارهبون |
| | | O Israëlieten, denkt aan Mijn genade die Ik jullie geschonken heb en komt het verbond met Mij na, dan zal Ik het verbond met jullie nakomen; voor Mij moeten jullie dus beducht zijn. |
|