نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
3442 | 30 | 33 | وإذا مس الناس ضر دعوا ربهم منيبين إليه ثم إذا أذاقهم منه رحمة إذا فريق منهم بربهم يشركون |
| | | Als tegenspoed hen treft, roepen zij hunnen Heer aan, zich tot hem wendende; daarna als hij hun van zijne genade heeft doen proeven, vereenigt een deel van hen andere godheden met hunnen Heer. |
|
3443 | 30 | 34 | ليكفروا بما آتيناهم فتمتعوا فسوف تعلمون |
| | | Om zich ondankbaar te betoonen voor de gunsten, welke wij hun hebben geschonken. Verblijdt u dus in de ijdele vermaken dezer wereld; maar hierna zult gij de gevolgen kennen. |
|
3444 | 30 | 35 | أم أنزلنا عليهم سلطانا فهو يتكلم بما كانوا به يشركون |
| | | Hebben wij hun eenig gezag nedergezonden, dat van de valsche goden spreekt; welke zij met hem vereenigen? |
|
3445 | 30 | 36 | وإذا أذقنا الناس رحمة فرحوا بها وإن تصبهم سيئة بما قدمت أيديهم إذا هم يقنطون |
| | | Als wij de menschen de weldaden der genade doen smaken, verblijden zij zich daarin; doch indien hun kwaad overkomt, om hetgeen hunne handen te voren hebben bedreven, wanhopen zij. |
|
3446 | 30 | 37 | أولم يروا أن الله يبسط الرزق لمن يشاء ويقدر إن في ذلك لآيات لقوم يؤمنون |
| | | Zien zij niet dat God een overvloedigen voorraad schenkt aan degenen die hem behagen en spaarzaam is naar zijn wil? |
|
3447 | 30 | 38 | فآت ذا القربى حقه والمسكين وابن السبيل ذلك خير للذين يريدون وجه الله وأولئك هم المفلحون |
| | | Geef hem, die met u verwant is, datgene wat gij hem in billijkheid verplicht zijt, en ook aan den arme en den vreemdeling; dit is beter voor hen die Gods aangezicht zoeken, en zij zullen voorspoed genieten. |
|
3448 | 30 | 39 | وما آتيتم من ربا ليربو في أموال الناس فلا يربو عند الله وما آتيتم من زكاة تريدون وجه الله فأولئك هم المضعفون |
| | | Wat gij in woeker zult geven, om het uwe met der menschen bezittingen te vergrooten, zal niet vergroot worden, dan door Gods zegen; maar wat gij aan aalmoezen geeft voor Gods zaak, daarvoor zult gij eene tweevoudige belooning ontvangen. |
|
3449 | 30 | 40 | الله الذي خلقكم ثم رزقكم ثم يميتكم ثم يحييكم هل من شركائكم من يفعل من ذلكم من شيء سبحانه وتعالى عما يشركون |
| | | God is het die u geschapen en van voedsel voorzien heeft; daarna zal hij u doen sterven, en daarna zal hij u ten leven opwekken. Is er een uwer valsche goden, die in staat is het minste dezer dingen te doen? Geloofd zij hij en verre zij het van hem, wat zij met hem vereenigen. |
|
3450 | 30 | 41 | ظهر الفساد في البر والبحر بما كسبت أيدي الناس ليذيقهم بعض الذي عملوا لعلهم يرجعون |
| | | Verderf is te land en ter zee verschenen, om de misdaden door menschenhanden bedreven; ten einde zij daardoor een deel der vruchten zouden proeven van hetgeen zij hebben gewrocht, opdat zij misschien van hunne slechte wegen zouden mogen terugkeeren. |
|
3451 | 30 | 42 | قل سيروا في الأرض فانظروا كيف كان عاقبة الذين من قبل كان أكثرهم مشركين |
| | | Zeg: Ga over de aarde en zie wat het einde was van hen die voor u waren: het grootste deel hunner waren afgodendienaars. |
|