نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
3372 | 29 | 32 | قال إن فيها لوطا قالوا نحن أعلم بمن فيها لننجينه وأهله إلا امرأته كانت من الغابرين |
| | | Hij zei: "Lôeth is daar." Zij miden: "Wij weten beter wie daar zijn. Voorwaar, wij zullen hem en zijn familie redden, behalve zijn vrouw. Zij zal tot de achterblijvers behoren." |
|
3373 | 29 | 33 | ولما أن جاءت رسلنا لوطا سيء بهم وضاق بهم ذرعا وقالوا لا تخف ولا تحزن إنا منجوك وأهلك إلا امرأتك كانت من الغابرين |
| | | En toen Onze gezanten naar Lôeth kwamen, was hij bedroefd vanwege hen, en hij had geen macht om hen te beschermen. Maar zij zeiden: "Wees niet bang en treur niet: voorwaar, wij redden zeker jou en jouw familie, behalve jouw vrouw. Zij zal tot de achterblijvers behoren. |
|
3374 | 29 | 34 | إنا منزلون على أهل هذه القرية رجزا من السماء بما كانوا يفسقون |
| | | Voorwaar, wij zullen een zware bestraffing uit de hemel neerzenden op de bewoners van deze stad omdat zij zware zonden begingen." |
|
3375 | 29 | 35 | ولقد تركنا منها آية بينة لقوم يعقلون |
| | | En voorzeker, Wij hebben een duidelijk Teken achtergelaten voor een volk dat begrijpt. |
|
3376 | 29 | 36 | وإلى مدين أخاهم شعيبا فقال يا قوم اعبدوا الله وارجوا اليوم الآخر ولا تعثوا في الأرض مفسدين |
| | | En naar Madyan (stuurden Wij) hun broeder Sjoe'aib. En hij zei: "O mijn volk, aanbidt Allah en hoopt op de Laatste Dag en verricht geen kwaad op aarde als verderfzaaiers." |
|
3377 | 29 | 37 | فكذبوه فأخذتهم الرجفة فأصبحوا في دارهم جاثمين |
| | | Toen loochenden zij hem waarna een aardbeving hen trof en zij werden doden in hun huizen. |
|
3378 | 29 | 38 | وعادا وثمود وقد تبين لكم من مساكنهم وزين لهم الشيطان أعمالهم فصدهم عن السبيل وكانوا مستبصرين |
| | | En (Wij vernietigden) de 'Âd en de Tsamôed. Dat is jullie waarlijk bekend geworden door (de ruïnes van) hun woningen. En de Satan deed voor hen hun daden schoon sehijnen, waarna hij hen afleidde van de Weg, hoewel zij over inzicht beschikten. |
|
3379 | 29 | 39 | وقارون وفرعون وهامان ولقد جاءهم موسى بالبينات فاستكبروا في الأرض وما كانوا سابقين |
| | | En (Wij vernietigden) Qârôen en Fir'aun en Hâmân. En voorzeker is Môesa tot hen met duidelijke Tekenen gekomen, maar zij waren hoogmoedig op de aarde. En zij konden (Onze bestraffing) niet ontvluchten. |
|
3380 | 29 | 40 | فكلا أخذنا بذنبه فمنهم من أرسلنا عليه حاصبا ومنهم من أخذته الصيحة ومنهم من خسفنا به الأرض ومنهم من أغرقنا وما كان الله ليظلمهم ولكن كانوا أنفسهم يظلمون |
| | | En ieder bestraften Wij voor zijn zonde. Daarom waren er onder hen over wie Wij een storm var hagelstenen zonden en waren er onder hen die door een bliksemslag gegrepen werden. En er waren er onder hen die Wij in de aarde deden wegzinken en er waren er onder hen Wij verdronken. Allah was niet onrechtvaardig voor hen, maar zij waren onrechtvaardig voor ziclizelf |
|
3381 | 29 | 41 | مثل الذين اتخذوا من دون الله أولياء كمثل العنكبوت اتخذت بيتا وإن أوهن البيوت لبيت العنكبوت لو كانوا يعلمون |
| | | De gelijkenis met degenen die helpers naast Allah nemen, is als die met een spin die een huis maakt. En voorwaar, het zwakste van de huizen is zeker het huis van een spin (al 'Ankabôet), als zij het wisten. |
|