نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
3324 | 28 | 72 | قل أرأيتم إن جعل الله عليكم النهار سرمدا إلى يوم القيامة من إله غير الله يأتيكم بليل تسكنون فيه أفلا تبصرون |
| | | Zeg: "Hoe zien jullie het? Als God voor jullie de dag permanent zou maken tot aan de opstandingsdag, welke god is er dan, anders dan God, die jullie een nacht zal brengen waarin jullie kunnen rusten? Hebben jullie dan geen inzicht?" |
|
3325 | 28 | 73 | ومن رحمته جعل لكم الليل والنهار لتسكنوا فيه ولتبتغوا من فضله ولعلكم تشكرون |
| | | Door Zijn barmhartigheid heeft Hij voor jullie de nacht en de dag gemaakt om er in te rusten en om een gunst van Hem na te streven. En misschien zullen jullie dank betuigen. |
|
3326 | 28 | 74 | ويوم يناديهم فيقول أين شركائي الذين كنتم تزعمون |
| | | En op de dag dat Hij hen roept en zegt: "Waar zijn dan Mijn [zogenaamd goddelijke] metgezellen waarvan jullie het bestaan beweerden?" |
|
3327 | 28 | 75 | ونزعنا من كل أمة شهيدا فقلنا هاتوا برهانكم فعلموا أن الحق لله وضل عنهم ما كانوا يفترون |
| | | En Wij nemen uit iedere gemeenschap een getuige en dan zeggen Wij: "Levert jullie bewijs maar." Dan weten zij dat de waarheid God toebehoort en dat zij kwijt zijn geraakt wat zij verzonnen hebben. |
|
3328 | 28 | 76 | إن قارون كان من قوم موسى فبغى عليهم وآتيناه من الكنوز ما إن مفاتحه لتنوء بالعصبة أولي القوة إذ قال له قومه لا تفرح إن الله لا يحب الفرحين |
| | | Karoen behoorde tot het volk van Moesa en hij gedroeg zich onrechtmatig tegenover hen. En Wij hadden hem zoveel schatten gegeven dat zijn sleutels met moeite door een groep sterke mannen gedragen zouden kunnen worden. Toen zijn volk tot hem zei: "Verheug je niet zo. God bemint hen niet die zich [ongegrond] verheugen. |
|
3329 | 28 | 77 | وابتغ فيما آتاك الله الدار الآخرة ولا تنس نصيبك من الدنيا وأحسن كما أحسن الله إليك ولا تبغ الفساد في الأرض إن الله لا يحب المفسدين |
| | | En streef met wat God jou gegeven heeft naar de laatste woning en vergeet jouw aandeel aan de tegenwoordige wereld niet. Doe goed zoals God aan jou goed heeft gedaan en streef niet naar verderf op de aarde. God bemint de verderfzaaiers niet." |
|
3330 | 28 | 78 | قال إنما أوتيته على علم عندي أولم يعلم أن الله قد أهلك من قبله من القرون من هو أشد منه قوة وأكثر جمعا ولا يسأل عن ذنوبهم المجرمون |
| | | Hij zei: "Het is mij gegeven op grond van kennis die ik heb." Wist hij dan niet dat God voor zijn tijd generaties heeft vernietigd die sterker waren dan hij en die meer bijeengebracht hadden? Maar de boosdoeners worden niet langdurig over hun zonden ondervraagd. |
|
3331 | 28 | 79 | فخرج على قومه في زينته قال الذين يريدون الحياة الدنيا يا ليت لنا مثل ما أوتي قارون إنه لذو حظ عظيم |
| | | Hij kwam toen in zijn praalkleding naar buiten, naar zijn volk. Zij die het tegenwoordige leven wensten zeiden: "Ach hadden wij toch hetzelfde als wat aan Karoen gegeven is. Hij is wel iemand met geweldig geluk." |
|
3332 | 28 | 80 | وقال الذين أوتوا العلم ويلكم ثواب الله خير لمن آمن وعمل صالحا ولا يلقاها إلا الصابرون |
| | | Maar zij aan wie kennis gegeven was zeiden: "Wee jullie! Gods beloning is beter voor wie gelooft en deugdelijk handelt. En het wordt slechts aan hen die geduldig volharden aangeboden." |
|
3333 | 28 | 81 | فخسفنا به وبداره الأرض فما كان له من فئة ينصرونه من دون الله وما كان من المنتصرين |
| | | Toen lieten Wij de aarde met hem en zijn huis wegzinken en er was voor hem geen groep [mensen] die hem in plaats van God konden helpen; hij behoorde niet tot hen aan wie hulp geboden werd. |
|