نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
3284 | 28 | 32 | اسلك يدك في جيبك تخرج بيضاء من غير سوء واضمم إليك جناحك من الرهب فذانك برهانان من ربك إلى فرعون وملئه إنهم كانوا قوما فاسقين |
| | | Stop je hand in je boezem dan zal zij wit, maar zonder iets slechts, tevoorschijn komen en trek je van schrik uitgestrekte arm weer naar je toe. Het zijn namelijk twee bewijzen van jouw Heer bestemd voor Fir'aun en zijn raad van voornaamsten. Zij zijn verdorven mensen." |
|
3285 | 28 | 33 | قال رب إني قتلت منهم نفسا فأخاف أن يقتلون |
| | | Hij zei: "Mijn Heer, ik heb iemand van hen gedood en ben dus bang dat zij mij doden. |
|
3286 | 28 | 34 | وأخي هارون هو أفصح مني لسانا فأرسله معي ردءا يصدقني إني أخاف أن يكذبون |
| | | En mijn broer Haroen is welsprekender dan ik; zend hem als hulp met mij mee om wat ik zeg te bevestigen, want ik ben bang dat zij mij van leugens zullen betichten." |
|
3287 | 28 | 35 | قال سنشد عضدك بأخيك ونجعل لكما سلطانا فلا يصلون إليكما بآياتنا أنتما ومن اتبعكما الغالبون |
| | | Hij zei: "Wij zullen jou door jouw broer kracht verlenen en Wij zullen jullie beiden machtiging geven. Zij zullen jullie dus niet te na kunnen komen. Met Onze tekenen zullen jullie beiden en zij die jullie volgen de overwinnaars zijn." |
|
3288 | 28 | 36 | فلما جاءهم موسى بآياتنا بينات قالوا ما هذا إلا سحر مفترى وما سمعنا بهذا في آبائنا الأولين |
| | | Toen Moesa met Onze duidelijke tekenen tot hen kwam zeiden zij: "Dit is slechts toverij die verzonnen is. Zo iets hebben wij niet gehoord bij onze vaderen die er eertijds waren." |
|
3289 | 28 | 37 | وقال موسى ربي أعلم بمن جاء بالهدى من عنده ومن تكون له عاقبة الدار إنه لا يفلح الظالمون |
| | | Maar Moesa zei: "Mijn Heer weet het best wie er met de leidraad van Zijn kant komt en voor wie de uiteindelijke woning zal zijn. Het zal de onrechtplegers niet welgaan." |
|
3290 | 28 | 38 | وقال فرعون يا أيها الملأ ما علمت لكم من إله غيري فأوقد لي يا هامان على الطين فاجعل لي صرحا لعلي أطلع إلى إله موسى وإني لأظنه من الكاذبين |
| | | En Fir'aun zei: "Raad van voornaamsten, ik ken voor jullie geen god buiten mij. Hamaan, stel dus leem bloot aan vuur en maak voor mij een toren; misschien kan ik dan opklimmen naar de god van Moesa. Maar ik vermoed dat hij tot de leugenaars behoort." |
|
3291 | 28 | 39 | واستكبر هو وجنوده في الأرض بغير الحق وظنوا أنهم إلينا لا يرجعون |
| | | En hij en zijn troepen waren onterecht hoogmoedig op de aarde en zij dachten dat zij niet tot Ons teruggebracht zouden worden. |
|
3292 | 28 | 40 | فأخذناه وجنوده فنبذناهم في اليم فانظر كيف كان عاقبة الظالمين |
| | | En wij grepen hem en zijn troepen en wierpen hen in de zee. Kijk dan hoe het einde was van de onrechtplegers. |
|
3293 | 28 | 41 | وجعلناهم أئمة يدعون إلى النار ويوم القيامة لا ينصرون |
| | | En Wij maakten hen tot voorgangers die oproepen tot het vuur. En op de opstandingsdag zullen zij geen hulp krijgen. |
|