نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
282 | 2 | 275 | الذين يأكلون الربا لا يقومون إلا كما يقوم الذي يتخبطه الشيطان من المس ذلك بأنهم قالوا إنما البيع مثل الربا وأحل الله البيع وحرم الربا فمن جاءه موعظة من ربه فانتهى فله ما سلف وأمره إلى الله ومن عاد فأولئك أصحاب النار هم فيها خالدون |
| | | Zij, die van woeker leven, zullen eens weder opstaan, als bezetenen, die door Satan zijn aangeraakt, en wel omdat zij zeggen: "Koophandel staat gelijk met woeker." Maar God heeft den handel veroorloofd en den woeker verboden. Wie nu, door Gods waarschuwing, zich daarvan onthoudt, ontvangt vergeving voor het verledene, en zijn lot wordt dan door Gods wil geregeld. Zij echter die tot den woeker terugkeeren, zullen deelgenooten der hel zijn: eeuwig zullen zij daarin blijven. |
|
283 | 2 | 276 | يمحق الله الربا ويربي الصدقات والله لا يحب كل كفار أثيم |
| | | God geeft den woeker geen zegen, de aalmoezen zal hij vermeerderen. God bemint de Goddeloozen niet. |
|
284 | 2 | 277 | إن الذين آمنوا وعملوا الصالحات وأقاموا الصلاة وآتوا الزكاة لهم أجرهم عند ربهم ولا خوف عليهم ولا هم يحزنون |
| | | Zij die gelooven, goed doen, het gebed verrichten en aalmoezen geven, hebben loon van hunnen Heer te verwachten, en vrees noch droefheid zal hen bereiken. |
|
285 | 2 | 278 | يا أيها الذين آمنوا اتقوا الله وذروا ما بقي من الربا إن كنتم مؤمنين |
| | | O geloovigen! vreest God en geeft den woeker terug, dien gij in handen hebt, voor zoo ver gij geloovigen zijt. |
|
286 | 2 | 279 | فإن لم تفعلوا فأذنوا بحرب من الله ورسوله وإن تبتم فلكم رءوس أموالكم لا تظلمون ولا تظلمون |
| | | Doet gij dit echter niet, verwacht dan den oorlog met God en zijnen apostel. Maar bekeert gij u, dan zal u uw kapitaal verblijven. Doet niemand onrecht, dan zal u geen onrecht geschieden. |
|
287 | 2 | 280 | وإن كان ذو عسرة فنظرة إلى ميسرة وأن تصدقوا خير لكم إن كنتم تعلمون |
| | | Valt een schuldenaar de betaling moeilijk, wacht dan tot zij hem gemakkelijker is; schenkt gij zijn schuld hem echter, als aalmoes, des te beter voor u; indien gij het weet. |
|
288 | 2 | 281 | واتقوا يوما ترجعون فيه إلى الله ثم توفى كل نفس ما كسبت وهم لا يظلمون |
| | | Vreest den dag waarop gij tot God zult terugkeeren, dan ontvangt iedere ziel het loon dat zij verdient, en niemand zal onrecht gebeuren. |
|
289 | 2 | 282 | يا أيها الذين آمنوا إذا تداينتم بدين إلى أجل مسمى فاكتبوه وليكتب بينكم كاتب بالعدل ولا يأب كاتب أن يكتب كما علمه الله فليكتب وليملل الذي عليه الحق وليتق الله ربه ولا يبخس منه شيئا فإن كان الذي عليه الحق سفيها أو ضعيفا أو لا يستطيع أن يمل هو فليملل وليه بالعدل واستشهدوا شهيدين من رجالكم فإن لم يكونا رجلين فرجل وامرأتان ممن ترضون من الشهداء أن تضل إحداهما فتذكر إحداهما الأخرى ولا يأب الشهداء إذا ما دعوا ولا تسأموا أن تكتبوه صغيرا أو كبيرا إلى أجله ذلكم أقسط عند الله وأقوم للشهادة وأدنى ألا ترتابوا إلا أن تكون تجارة حاضرة تديرونها بينكم فليس عليكم جناح ألا تكتبوها وأشهدوا إذا تبايعتم ولا يضار كاتب ولا شهيد وإن تفعلوا فإنه فسوق بكم واتقوا الله ويعلمكم الله والله بكل شيء عليم |
| | | O geloovigen! indien gij bij eene schuld u voor een bepaalden tijd verbindt, doet het dan schriftelijk. Een schrijver schrijve dit nauwkeurig voor u neder. De schrijver schrijve alleen en niet anders dan zoo als het hem door God geleerd is. Laat hem schrijven zoo als de schuldenaar het hem voorzegt, naar waarheid; hij vreeze God zijnen Heer en vervalsche niets. Is echter de schuldenaar dwaas of zwak, of kan hij zelf niet voorzeggen, dan zegge zijn voogd naar waarheid, en neme twee mannen onder u tot getuigen. Kent gij geene twee mannen, neemt dan een man en twee vrouwen, van die welke u geschikt voorkomen, tot getuigen; indien zich eene dezer (vrouwen) vergist, kan de andere haar helpen. De getuigen mogen niet weigeren, indien zij geroepen worden. Versmaadt het niet op te schrijven, hetzij een groote of kleine schuld, met het tijdstip van betaling. Dit zal rechtvaardiger zijn in het oog van God; het dient tot verzekering en neemt allen twijfel weg. Maar is het eene zaak, die gij dadelijk tusschen u beiden afmaakt, dan zal het geene zonde zijn indien gij niets opschrijft; maar neemt getuigen indien de een den ander iets verkoopt. Maar doe den schrijver noch den getuige geweld. Handelt gij echter anders, dan begaat gij eene zonde. Vreest God: hij zal u onderrichten; want hij weet alles. |
|
290 | 2 | 283 | وإن كنتم على سفر ولم تجدوا كاتبا فرهان مقبوضة فإن أمن بعضكم بعضا فليؤد الذي اؤتمن أمانته وليتق الله ربه ولا تكتموا الشهادة ومن يكتمها فإنه آثم قلبه والله بما تعملون عليم |
| | | Zijt gij echter op reis en vindt gij geen schrijver, neemt dan een onderpand. Vertrouwt echter de een den ander zonder dat, dan geve hij, wien het vertrouwd werd, het vertrouwde weder terug en hij vreeze God. Weiger geene getuigenis. Wie het verbergt, heeft een boos hart, en God weet wat gij doet. |
|
291 | 2 | 284 | لله ما في السماوات وما في الأرض وإن تبدوا ما في أنفسكم أو تخفوه يحاسبكم به الله فيغفر لمن يشاء ويعذب من يشاء والله على كل شيء قدير |
| | | Gode behoort wat in den hemel en op aarde is. Hij zal u rekenschap vragen van hetgeen in uwe harten is, hetzij gij het openbaar maakt of verbergt. Hij zal vergeven en bestraffen wien hij wil; want God is almachtig. |
|