نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
2658 | 22 | 63 | ألم تر أن الله أنزل من السماء ماء فتصبح الأرض مخضرة إن الله لطيف خبير |
| | | Zie jij dan niet dat God uit de hemel water laat neerdalen zodat de aarde groen wordt? God is de welwillende, de welingelichte. |
|
2659 | 22 | 64 | له ما في السماوات وما في الأرض وإن الله لهو الغني الحميد |
| | | Van Hem is wat er in de hemelen en wat er op de aarde is. En God is de behoefteloze, de lofwaardige. |
|
2660 | 22 | 65 | ألم تر أن الله سخر لكم ما في الأرض والفلك تجري في البحر بأمره ويمسك السماء أن تقع على الأرض إلا بإذنه إن الله بالناس لرءوف رحيم |
| | | Zie je niet dat God voor jullie dienstbaar gemaakt heeft wat er op de aarde is en ook de schepen zodat zij op Zijn bevel op zee varen en dat Hij de hemel vasthoudt, zodat hij niet op de aarde valt, behalve met Zijn toestemming? God is voor de mensen vol mededogen en barmhartig. |
|
2661 | 22 | 66 | وهو الذي أحياكم ثم يميتكم ثم يحييكم إن الإنسان لكفور |
| | | En Hij is het die jullie leven heeft gegeven. Hij zal jullie laten sterven en vervolgens weer tot leven brengen. De mens is werkelijk ondankbaar. |
|
2662 | 22 | 67 | لكل أمة جعلنا منسكا هم ناسكوه فلا ينازعنك في الأمر وادع إلى ربك إنك لعلى هدى مستقيم |
| | | Voor elke gemeenschap hebben Wij een ordening gemaakt waarnaar zij moeten handelen. Zij moeten dus met jou over de zaak niet twisten. En roep op tot jouw Heer. Jij volgt een juiste leidraad. |
|
2663 | 22 | 68 | وإن جادلوك فقل الله أعلم بما تعملون |
| | | En als zij met jou twisten zeg dan: "God weet wat jullie doen. |
|
2664 | 22 | 69 | الله يحكم بينكم يوم القيامة فيما كنتم فيه تختلفون |
| | | God zal op de opstandingsdag tussen jullie over dat waarover jullie het oneens waren oordelen. |
|
2665 | 22 | 70 | ألم تعلم أن الله يعلم ما في السماء والأرض إن ذلك في كتاب إن ذلك على الله يسير |
| | | Weet jij dan niet dat God weet wat er in de hemel en op de aarde is? Dat staat in een boek; dat is voor God gemakkelijk." |
|
2666 | 22 | 71 | ويعبدون من دون الله ما لم ينزل به سلطانا وما ليس لهم به علم وما للظالمين من نصير |
| | | En zij dienen in plaats van God iets waarvoor Hij geen machtiging had neergezonden en waarvan zij geen kennis hebben; de onrechtplegers hebben geen bondgenoot. |
|
2667 | 22 | 72 | وإذا تتلى عليهم آياتنا بينات تعرف في وجوه الذين كفروا المنكر يكادون يسطون بالذين يتلون عليهم آياتنا قل أفأنبئكم بشر من ذلكم النار وعدها الله الذين كفروا وبئس المصير |
| | | En wanneer hun Onze tekenen als duidelijke bewijzen worden voorgelezen, dan herken jij de afkeer op de gezichten van hen die ongelovig zijn, terwijl zij zich bijna storten op hen aan wie Onze tekenen worden voorgelezen. Zeg: "Zal ik jullie iets meedelen wat nog erger is dan dat? Het vuur! God heeft het hun die ongelovig zijn aangezegd." Dat is pas een slechte bestemming! |
|