نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
246 | 2 | 239 | فإن خفتم فرجالا أو ركبانا فإذا أمنتم فاذكروا الله كما علمكم ما لم تكونوا تعلمون |
| | | En als jullie (een aanval) vrezen, (verricht de shalât dan) lopende of rijdende en als jullie dan in veiligheid zijn, gedenkt dan Allah omdat Hij jullie heeft onderwezen wat jullie voorheen niet wisten. |
|
247 | 2 | 240 | والذين يتوفون منكم ويذرون أزواجا وصية لأزواجهم متاعا إلى الحول غير إخراج فإن خرجن فلا جناح عليكم في ما فعلن في أنفسهن من معروف والله عزيز حكيم |
| | | En degenen onder jullie die weggenomen worden en echtgenotes achterlaten, moeten een testament maken voor hun echtgenotes, een voorziening voor een jaar, zonder uitzelting, maar als zij (de huizen) uit vrije wil verlaten, dan rust er geen zonde op jullie ten aanzien van wat zij voor zichzelf doen, volgens de voorschriften. En Allah is Almachtig, Alwijs. |
|
248 | 2 | 241 | وللمطلقات متاع بالمعروف حقا على المتقين |
| | | En voor de gescheiden vrouwen is er een gift naar redelijkheid, als een plicht voor de Moettaqôen. |
|
249 | 2 | 242 | كذلك يبين الله لكم آياته لعلكم تعقلون |
| | | Zo maakt Allah voor jullie zijn Verzen duidelijk hopelijk zullen jullie begrijpen. |
|
250 | 2 | 243 | ألم تر إلى الذين خرجوا من ديارهم وهم ألوف حذر الموت فقال لهم الله موتوا ثم أحياهم إن الله لذو فضل على الناس ولكن أكثر الناس لا يشكرون |
| | | Heb jij degenen niet gezien die uit hun huizen vluchtten terwijl zij met duizenden waren, uit angst voor de dood? Allah zei toen tot hen: "Sterft!" Daarna bracht Hij hen weer tot leven. Voorwaar, Allah is de Bezitter van Gunsten voor de mensen, maar de meeste mensen zijn niet dankbaar. |
|
251 | 2 | 244 | وقاتلوا في سبيل الله واعلموا أن الله سميع عليم |
| | | En strijdt op de Weg van Allah en weet dat Allah Alhorend, Alwetend is. |
|
252 | 2 | 245 | من ذا الذي يقرض الله قرضا حسنا فيضاعفه له أضعافا كثيرة والله يقبض ويبسط وإليه ترجعون |
| | | Wie is degene die aan Allah een goede lening geeft? Hij zal die vele malen vermenigvuldigen. En Allah beperkt en verruimt (Zijn voorzieningen) en tot Hem worden jullie teruggebracht. |
|
253 | 2 | 246 | ألم تر إلى الملإ من بني إسرائيل من بعد موسى إذ قالوا لنبي لهم ابعث لنا ملكا نقاتل في سبيل الله قال هل عسيتم إن كتب عليكم القتال ألا تقاتلوا قالوا وما لنا ألا نقاتل في سبيل الله وقد أخرجنا من ديارنا وأبنائنا فلما كتب عليهم القتال تولوا إلا قليلا منهم والله عليم بالظالمين |
| | | Heb jij niet gezien, (hoe het einde was van) de vooraanstaanden van de Kinderen van Israe I na (het heengaan van) Môesa? Toen zij tot een Profeet van hen zeiden: "Wijs voor ons een koning aan, dan zullen wij strijden op de Weg van Allah." Hij zei: "Is het mogelijk dat als jullie de strijd wordt verplicht, jullie niet zullen strijden?" Zij zeiden: "Waarom zouden wij niet op de Weg van Allah strijden, terwijl wij uit onze woonplaatsen zijn verdreven en van onze zonen?" En toen dan hun de strijd werd verplicht, wendden zij zich af, met uitzondering van een klein aantal van hen. En Allah kent de onrechtplegers. |
|
254 | 2 | 247 | وقال لهم نبيهم إن الله قد بعث لكم طالوت ملكا قالوا أنى يكون له الملك علينا ونحن أحق بالملك منه ولم يؤت سعة من المال قال إن الله اصطفاه عليكم وزاده بسطة في العلم والجسم والله يؤتي ملكه من يشاء والله واسع عليم |
| | | En hun Profeet zei tot hen: "Voorwaar, Allah heeft voor jullie Thâlôet aangewezen als koning." Zij zeiden: "Hoe kan het zijn dat hem het koningschap over ons gegeven wordt, terwijl wij meer recht hebben op het koningschap dan hij, en hem geen overvloed aan bezittingen is gegeven?"' Hij zei: "Voorwaar, Allah heeft hem boven jullie verkozen en hem rijkelijk voorzien van kennis en lichaamskracht. En Allah geeft het koningschap aan wie Hij wil en Allah is Allesomvattend. Alwetend, |
|
255 | 2 | 248 | وقال لهم نبيهم إن آية ملكه أن يأتيكم التابوت فيه سكينة من ربكم وبقية مما ترك آل موسى وآل هارون تحمله الملائكة إن في ذلك لآية لكم إن كنتم مؤمنين |
| | | En hun Profeet zei tot hen: "Voorwaar, een teken van zijn koningschap is dat de Tabôet (ark) tot jullie zal komen waarin geruststelling van jullie Heer is, (en) waarin zich een nalatenschap bevindt van wat is nagelaten door de familie van Môesa en de familie van Hârôen. De Engelen zullen hem (de ark) dragen. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor jullie, als jullie gelovigen zouden zijn. |
|