نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
24 | 2 | 17 | مثلهم كمثل الذي استوقد نارا فلما أضاءت ما حوله ذهب الله بنورهم وتركهم في ظلمات لا يبصرون |
| | | Zij gelijken op hem, die een vuur ontsteekt en dat, wanneer het zijn licht op de omringende voorwerpen heeft geworpen, door God wordt uitgebluscht, hen in de duisternis latende opdat zij niet kunnen zien. |
|
25 | 2 | 18 | صم بكم عمي فهم لا يرجعون |
| | | Doof, stom en blind zijn zij en kunnen daarom op den afgelegden weg niet terugkeeren. |
|
26 | 2 | 19 | أو كصيب من السماء فيه ظلمات ورعد وبرق يجعلون أصابعهم في آذانهم من الصواعق حذر الموت والله محيط بالكافرين |
| | | Of zij zijn gelijk aan hen, die, wanneer een van regen zwangere wolk met donder en weêrlicht van den hemel nederdaalt, voor het gerol van den donder en omdat zij den dood vreezen, hunne ooren met hunne vingers dichtstoppen, terwijl God de ongeloovigen aan alle zijden aangrijpt. |
|
27 | 2 | 20 | يكاد البرق يخطف أبصارهم كلما أضاء لهم مشوا فيه وإذا أظلم عليهم قاموا ولو شاء الله لذهب بسمعهم وأبصارهم إن الله على كل شيء قدير |
| | | Weinig is er slechts noodig, opdat de bliksem hun het gezicht ontroove; als de bliksem alles om hen heen verlicht, wandelen zij in zijn licht; wordt het weder duister om hen heen, dan staan zij onbewegelijk. Als God slechts wilde, zou Hij hen van het gezicht en gehoor berooven; want Hij is Almachtig. |
|
28 | 2 | 21 | يا أيها الناس اعبدوا ربكم الذي خلقكم والذين من قبلكم لعلكم تتقون |
| | | Menschen dient uwen Heer, die u en uwen voorgangers heeft geschapen, opdat gij Hem vereert. |
|
29 | 2 | 22 | الذي جعل لكم الأرض فراشا والسماء بناء وأنزل من السماء ماء فأخرج به من الثمرات رزقا لكم فلا تجعلوا لله أندادا وأنتم تعلمون |
| | | Hij heeft u de aarde tot een tapijt en den hemel tot een overwelfsel gegeven. Hij laat het water van den hemel stroomen, om vruchten tot uw onderhoud voort te brengen. Stel dus geen gelijke naast God, tegen beter weten aan. |
|
30 | 2 | 23 | وإن كنتم في ريب مما نزلنا على عبدنا فأتوا بسورة من مثله وادعوا شهداءكم من دون الله إن كنتم صادقين |
| | | Twijfelt gij aan het boek, dat wij onzen dienaar hebben geopenbaard, brengt dan, al is het slechts een der hoofdstukken voort, die het bevat, roept uwen getuigen buiten God ter hulp, indien gij waarheid spreekt. |
|
31 | 2 | 24 | فإن لم تفعلوا ولن تفعلوا فاتقوا النار التي وقودها الناس والحجارة أعدت للكافرين |
| | | Doet gij dit niet, en gij zult het niet doen, vreest dan voor de ongeloovigen het vuur dat menschen en steenen verteert. |
|
32 | 2 | 25 | وبشر الذين آمنوا وعملوا الصالحات أن لهم جنات تجري من تحتها الأنهار كلما رزقوا منها من ثمرة رزقا قالوا هذا الذي رزقنا من قبل وأتوا به متشابها ولهم فيها أزواج مطهرة وهم فيها خالدون |
| | | Verkondig hun die gelooven en wel doen, dat zij tuinen tot woonplaats zullen hebben, van beken doorsneden, Iederen keer als zij eenig voedsel van de vruchten dier tuinen zullen nemen, zullen zij uitroepen: "Ziedaar de vruchten, waarmede wij ons vroeger hebben gevoed", zoo zullen zij daarop gelijken. Daar zullen zij reine en onbevlekte vrouwen vinden, en eeuwig zullen zij daar verwijlen. |
|
33 | 2 | 26 | إن الله لا يستحيي أن يضرب مثلا ما بعوضة فما فوقها فأما الذين آمنوا فيعلمون أنه الحق من ربهم وأما الذين كفروا فيقولون ماذا أراد الله بهذا مثلا يضل به كثيرا ويهدي به كثيرا وما يضل به إلا الفاسقين |
| | | Voorwaar God behoeft zich niet te schamen, vergelijkingen met insecten of nog kleinere voorwerpen te maken. De geloovigen wisten, dat slechts waarheid van hunnen Heer komt; maar de ongeloovigen zeggen: "Wat heeft God met deze vergelijkingen bedoeld? Hij doet velen daardoor dwalen en wijst anderen daardoor terecht, maar slechts de boozen zullen dwalen. |
|