نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
2207 | 18 | 67 | قال إنك لن تستطيع معي صبرا |
| | | Hij antwoordde: Gij kunt waarlijk niet bij mij blijven. |
|
2208 | 18 | 68 | وكيف تصبر على ما لم تحط به خبرا |
| | | Want hoe kunt gij deze dingen geduldig doorstaan, waarvan gij de beteekenis niet begrijpt? |
|
2209 | 18 | 69 | قال ستجدني إن شاء الله صابرا ولا أعصي لك أمرا |
| | | Mozes antwoordde: Gij zult zien, dat ik geduldig zal wezen, indien het God behaagt: Ik zal u in niets ongehoorzaam zijn. |
|
2210 | 18 | 70 | قال فإن اتبعتني فلا تسألني عن شيء حتى أحدث لك منه ذكرا |
| | | Hij zeide: Indien gij mij dus volgt, ondervraag mij dan nopens niets, tot ik u de bedoeling daarvan verklaar. |
|
2211 | 18 | 71 | فانطلقا حتى إذا ركبا في السفينة خرقها قال أخرقتها لتغرق أهلها لقد جئت شيئا إمرا |
| | | Zij begaven zich daarop beiden naar het strand der zee en beklommen een schip, en hij maakte er een gat in. En Mozes zeide tot hem: Hebt gij er een gat in gemaakt om degenen te doen verdrinken die aan boord zijn? Thans hebt gij een vreemde zaak bedreven. |
|
2212 | 18 | 72 | قال ألم أقل إنك لن تستطيع معي صبرا |
| | | Hij antwoordde: Heb ik u niet gezegd, dat gij niet geduldig genoeg zoudt zijn, om bij mij te kunnen blijven? |
|
2213 | 18 | 73 | قال لا تؤاخذني بما نسيت ولا ترهقني من أمري عسرا |
| | | Mozes zeide: Gisp mij niet, omdat ik uw bevel heb vergeten en leg mij geene te groote moeielijkheid op in hetgeen mij wordt bevolen. |
|
2214 | 18 | 74 | فانطلقا حتى إذا لقيا غلاما فقتله قال أقتلت نفسا زكية بغير نفس لقد جئت شيئا نكرا |
| | | Zij verlieten dus het schip en gingen voort, tot zij een jongeling ontmoeten; en hij doodde hem. Mozes zeide: Hebt gij een onschuldigen persoon gedood, zonder dat deze een ander heeft gedood? Gij hebt eene onrechtvaardige daad bedreven. |
|
2215 | 18 | 75 | قال ألم أقل لك إنك لن تستطيع معي صبرا |
| | | Hij antwoordde: Heb ik u niet gezegd, dat gij niet bij mij zoudt kunnen blijven? |
|
2216 | 18 | 76 | قال إن سألتك عن شيء بعدها فلا تصاحبني قد بلغت من لدني عذرا |
| | | Mozes zeide: Indien ik u voortaan omtrent iets ondervraag, sta mij dan niet toe, u te vergezellen: verschoon mij thans. |
|