نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
2085 | 17 | 56 | قل ادعوا الذين زعمتم من دونه فلا يملكون كشف الضر عنكم ولا تحويلا |
| | | Zeg: Roep hen ter hulp, welke gij u verbeeldt dat goden buiten hem zijn, en gij zult zien, dat zij niet in staat zijn u van het booze te verlossen, of het af te keeren. |
|
2086 | 17 | 57 | أولئك الذين يدعون يبتغون إلى ربهم الوسيلة أيهم أقرب ويرجون رحمته ويخافون عذابه إن عذاب ربك كان محذورا |
| | | Zij, welke gij aanroept, begeeren zelven nader met hunnen Heer te worden verbonden, trachtende hem zoo nabij mogelijk te komen; zij hopen mede op zijne genade en vreezen zijne straf; want de straf van uw Heer is vreeselijk. |
|
2087 | 17 | 58 | وإن من قرية إلا نحن مهلكوها قبل يوم القيامة أو معذبوها عذابا شديدا كان ذلك في الكتاب مسطورا |
| | | Er is geene stad, welke wij niet vóór den dag der opstanding zullen bestraffen. Dit is in het boek onzer eeuwige besluiten opgeschreven. |
|
2088 | 17 | 59 | وما منعنا أن نرسل بالآيات إلا أن كذب بها الأولون وآتينا ثمود الناقة مبصرة فظلموا بها وما نرسل بالآيات إلا تخويفا |
| | | Niets had ons verhinderd, u met wonderen te zenden, behalve dat de vroegere volkeren die van bedrog hebben beschuldigd. Wij gaven den stam van Thamoed op zijn verzoek, zichtbaar de wijfjes kameel; doch zij handelden onrechtvaardig er mede, en wij zonden geen profeet met wonderen, dan om schrik in te boezemen. |
|
2089 | 17 | 60 | وإذ قلنا لك إن ربك أحاط بالناس وما جعلنا الرؤيا التي أريناك إلا فتنة للناس والشجرة الملعونة في القرآن ونخوفهم فما يزيدهم إلا طغيانا كبيرا |
| | | Gedenk toen wij tot u zeiden: Waarlijk, uw Heer omringt de menschen door zijne kennis en macht. Wij hebben het visioen bepaald, hetwelk wij u toonden, en ook den boom, dien wij in den Koran hebben gevloekt, alleen tot eene aanleiding van twist voor de menschen, en om hen met angst te slaan, maar dit zal hen slechts met meer weerspannigheid doen zondigen. |
|
2090 | 17 | 61 | وإذ قلنا للملائكة اسجدوا لآدم فسجدوا إلا إبليس قال أأسجد لمن خلقت طينا |
| | | En gedenk, toen wij tot de engelen zeiden: Aanbidt Adam, en zij baden hem allen aan, behalve Eblis, die zeide: Zou ik hem aanbidden dien gij van klei hebt geschapen? |
|
2091 | 17 | 62 | قال أرأيتك هذا الذي كرمت علي لئن أخرتن إلى يوم القيامة لأحتنكن ذريته إلا قليلا |
| | | En hij zeide: Ziet gij hem, dien gij meer dan mij hebt vereerd? waarlijk indien gij mij uitstel verleent tot den dag der opstanding, zal ik zijne geheele nakomelingschap uitroeien, een klein getal uitgezonderd. |
|
2092 | 17 | 63 | قال اذهب فمن تبعك منهم فإن جهنم جزاؤكم جزاء موفورا |
| | | God antwoordde: Vertrek; ik geef u uitstel; maar de hel zal uwe vergelding zijn met allen die u volgen: waarlijk eene ruime vergelding voor uwe misdaden. |
|
2093 | 17 | 64 | واستفزز من استطعت منهم بصوتك وأجلب عليهم بخيلك ورجلك وشاركهم في الأموال والأولاد وعدهم وما يعدهم الشيطان إلا غرورا |
| | | En lok door uwe stem allen tot verleiding, welke gij kent en val hen op alle zijden met uwe ruitere en met uwe voetknechten aan, en wees hun deelgenoot in hunne rijkdommen en hunne kinderen, en doe hun beloften, (doch de duivel zal hun slechts bedriegelijke beloften doen). |
|
2094 | 17 | 65 | إن عبادي ليس لك عليهم سلطان وكفى بربك وكيلا |
| | | Wat mijne dienaren betreft, zult gij geene macht over hen hebben; want uw Heer is een toereikende schuts voor hen die vertrouwen in hem stellen. |
|