نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
2081 | 17 | 52 | يوم يدعوكم فتستجيبون بحمده وتظنون إن لبثتم إلا قليلا |
| | | De dag dat Hij jullie zal oproepen! Dan zullen jullie Hem gehoor geven door Hem te loven en jullie zullen denken dat het voor jullie slechts kort geduurd heeft. |
|
2082 | 17 | 53 | وقل لعبادي يقولوا التي هي أحسن إن الشيطان ينزغ بينهم إن الشيطان كان للإنسان عدوا مبينا |
| | | En zeg aan Mijn dienaren dat te zeggen wat het beste is, want de satan hitst op tot tweedracht onder hen; de satan is een verklaarde vijand van de mens. |
|
2083 | 17 | 54 | ربكم أعلم بكم إن يشأ يرحمكم أو إن يشأ يعذبكم وما أرسلناك عليهم وكيلا |
| | | Jullie Heer kent jullie het best. Als Hij wil, zal Hij erbarmen met jullie hebben of als Hij wil zal Hij jullie bestraffen. En Wij hebben jou niet als voogd over hen gezonden. |
|
2084 | 17 | 55 | وربك أعلم بمن في السماوات والأرض ولقد فضلنا بعض النبيين على بعض وآتينا داوود زبورا |
| | | En jouw Heer kent wie er in de hemelen en op de aarde zijn het best. Wij hebben sommige profeten boven andere verkozen en aan Dawoed hebben Wij een Zaboer gegeven. |
|
2085 | 17 | 56 | قل ادعوا الذين زعمتم من دونه فلا يملكون كشف الضر عنكم ولا تحويلا |
| | | Zeg: "Roept hen maar aan van wie jullie beweren dat zij naast Hem bestaan. Zij hebben geen macht om van jullie iets schadelijks weg te nemen of te veranderen." |
|
2086 | 17 | 57 | أولئك الذين يدعون يبتغون إلى ربهم الوسيلة أيهم أقرب ويرجون رحمته ويخافون عذابه إن عذاب ربك كان محذورا |
| | | Zij die zij aanroepen zoeken zelf naar het middel om nader tot hun Heer te komen, zij die van hen het naast zijn, zij hopen op Zijn barmhartigheid en vrezen Zijn bestraffing. Voor de bestraffing van jouw Heer moet men op zijn hoede zijn. |
|
2087 | 17 | 58 | وإن من قرية إلا نحن مهلكوها قبل يوم القيامة أو معذبوها عذابا شديدا كان ذلك في الكتاب مسطورا |
| | | En er is geen stad of Wij vernietigen haar voor de opstandingsdag of bestraffen haar met een strenge bestraffing. Dat is in het boek opgetekend. |
|
2088 | 17 | 59 | وما منعنا أن نرسل بالآيات إلا أن كذب بها الأولون وآتينا ثمود الناقة مبصرة فظلموا بها وما نرسل بالآيات إلا تخويفا |
| | | En niets verhinderde Ons de tekenen te zenden dan dat zij die er eertijds waren ze loochenden. En Wij gaven de Thamoed de kameelmerrie als iets duidelijk zichtbaars, maar zij behandelden haar onrechtvaardig. En Wij zenden slechts tekenen om vrees aan te jagen. |
|
2089 | 17 | 60 | وإذ قلنا لك إن ربك أحاط بالناس وما جعلنا الرؤيا التي أريناك إلا فتنة للناس والشجرة الملعونة في القرآن ونخوفهم فما يزيدهم إلا طغيانا كبيرا |
| | | En toen Wij tot jou zeiden dat jouw Heer de mensen omsingelde. En Wij hebben het visioen dat Wij jou hebben laten zien alleen maar tot een verzoeking voor de mens gemaakt en ook de in de Koran vervloekte boom; Wij jagen hun vrees aan, maar zij nemen slechts toe in grote onbeschaamdheid. |
|
2090 | 17 | 61 | وإذ قلنا للملائكة اسجدوا لآدم فسجدوا إلا إبليس قال أأسجد لمن خلقت طينا |
| | | Toen Wij tot de engelen zeiden: "Buigt eerbiedig neer voor Adam", bogen zij zich eerbiedig neer, behalve Iblies. Deze zei: "Zal ik mij eerbiedig neerbuigen voor iemand die U van klei hebt geschapen!" |
|