نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1933 | 16 | 32 | الذين تتوفاهم الملائكة طيبين يقولون سلام عليكم ادخلوا الجنة بما كنتم تعملون |
| | | Tot de rechtvaardigen, welke de engelen bij het sterven ontvangen, zullen zij zeggen: Vrede zij over u! Gaat het paradijs binnen, als eene belooning voor hetgeen gij hebt gedaan. |
|
1934 | 16 | 33 | هل ينظرون إلا أن تأتيهم الملائكة أو يأتي أمر ربك كذلك فعل الذين من قبلهم وما ظلمهم الله ولكن كانوا أنفسهم يظلمون |
| | | Verwachten de ongeloovigen iets anders dan dat de engelen tot hen komen, om hunne zielen van hunne lichamen te scheiden, of dat het besluit van hunnen Heer op hen worde uitgevoerd? Zoo handelen zij die vóór hen waren en God handelde niet onrechtvaardig nopens hen, door hen te verdelgen: maar zij handelden onrechtvaardig met hunne eigene zielen. |
|
1935 | 16 | 34 | فأصابهم سيئات ما عملوا وحاق بهم ما كانوا به يستهزئون |
| | | De booze daden welke zij bedreven hadden, bereikten hen en het goddelijke oordeel, dat zij bespot hadden, stortte op hen neder. |
|
1936 | 16 | 35 | وقال الذين أشركوا لو شاء الله ما عبدنا من دونه من شيء نحن ولا آباؤنا ولا حرمنا من دونه من شيء كذلك فعل الذين من قبلهم فهل على الرسل إلا البلاغ المبين |
| | | De afgodendienaars zeggen: Indien het Gode had behaagd, zouden wij niets buiten hem hebben aangebeden, wij en onze vaderen; wij zouden slechts verboden hebben wat hij zelf verbood. Zij die hen voorafgingen, handelden evenzoo. Maar moeten de gezanten iets anders doen dan openbaar prediken? |
|
1937 | 16 | 36 | ولقد بعثنا في كل أمة رسولا أن اعبدوا الله واجتنبوا الطاغوت فمنهم من هدى الله ومنهم من حقت عليه الضلالة فسيروا في الأرض فانظروا كيف كان عاقبة المكذبين |
| | | Wij hebben vroeger bij ieder volk een gezant doen opstaan, om hen te vermanen, zeggende: Aanbidt God en vermijdt Thagut. En sommigen van hen werden door God geleid, terwijl anderen bestemd waren af te dwalen. Gaat dus over de aarde, gij Koreïshieten, en ziet wat het einde was van hen, die hunne gezanten van bedrog beschuldigden. |
|
1938 | 16 | 37 | إن تحرص على هداهم فإن الله لا يهدي من يضل وما لهم من ناصرين |
| | | Indien gij, o profeet, ernstig wenscht dat zij geleid mogen worden, weet dan, dat God dengeen niet leidt, omtrent wien hij besloten heeft, hem in dwaling te brengen: zij zullen geenerlei helper hebben. |
|
1939 | 16 | 38 | وأقسموا بالله جهد أيمانهم لا يبعث الله من يموت بلى وعدا عليه حقا ولكن أكثر الناس لا يعلمون |
| | | En zij zweren op de meest plechtige wijze bij God, zeggende: God zal de dooden niet opwekken. En toch, de belofte is waar. Hij zal het dus doen, maar het grootste deel der menschen weet het niet. |
|
1940 | 16 | 39 | ليبين لهم الذي يختلفون فيه وليعلم الذين كفروا أنهم كانوا كاذبين |
| | | Hij zal hen doen verrijzen, opdat hij hun duidelijk de waarheid zou kunnen toonen, waaromtrent zij thans verschillen, en opdat de ongeloovigen weten dat zij leugenaars zijn. |
|
1941 | 16 | 40 | إنما قولنا لشيء إذا أردناه أن نقول له كن فيكون |
| | | Indien wij willen, dat iets bestaat, zeggen wij slechts: Zij, en het is. |
|
1942 | 16 | 41 | والذين هاجروا في الله من بعد ما ظلموا لنبوئنهم في الدنيا حسنة ولأجر الآخرة أكبر لو كانوا يعلمون |
| | | Wat hen betreft, die hun land zijn ontvloden voor Gods zaak, nadat zij onrechtvaardig waren vervolgd, waarlijk, wij zullen hun eene uitmuntende woning in deze wereld schenken; maar de belooning van het volgende leven zal grooter zijn. Indien zij dat slechts kenden!. |
|