نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1754 | 14 | 4 | وما أرسلنا من رسول إلا بلسان قومه ليبين لهم فيضل الله من يشاء ويهدي من يشاء وهو العزيز الحكيم |
| | | En Wij hebben geen gezant gezonden of het was in de taal van zijn volk om aan hen duidelijkheid te verschaffen. En God brengt tot dwaling wie Hij wil en Hij brengt op het goede pad wie Hij wil; Hij is de machtige, de wijze. |
|
1755 | 14 | 5 | ولقد أرسلنا موسى بآياتنا أن أخرج قومك من الظلمات إلى النور وذكرهم بأيام الله إن في ذلك لآيات لكل صبار شكور |
| | | En Wij hadden Moesa met Onze tekenen gezonden: "Breng jouw volk uit de duisternis naar het licht en breng hun Gods dagen in herinnering; daarin zijn zeker tekenen voor ieder die geduldig volhardt en die dank betuigt." |
|
1756 | 14 | 6 | وإذ قال موسى لقومه اذكروا نعمة الله عليكم إذ أنجاكم من آل فرعون يسومونكم سوء العذاب ويذبحون أبناءكم ويستحيون نساءكم وفي ذلكم بلاء من ربكم عظيم |
| | | En toen Moesa tot zijn volk zei: "Denkt aan Gods genade aan jullie toen Hij jullie van Fir'auns mensen redde die jullie een vreselijk leed berokkenden en die jullie zonen afslachtten en alleen jullie vrouwen in leven lieten. Daarin was een geweldige beproeving van jullie Heer. |
|
1757 | 14 | 7 | وإذ تأذن ربكم لئن شكرتم لأزيدنكم ولئن كفرتم إن عذابي لشديد |
| | | En toen jullie Heer aankondigde: 'Als jullie dankbaar zijn zal Ik jullie nog meer geven, maar als jullie in ondankbaarheid ongelovig zijn, dan is Mijn bestraffing streng." |
|
1758 | 14 | 8 | وقال موسى إن تكفروا أنتم ومن في الأرض جميعا فإن الله لغني حميد |
| | | En Moesa zei: "Al zijn jullie in ondankbaarheid ongelovig, jullie en wie er op de aarde zijn tezamen, dan nog is God behoefteloos en lofwaardig." |
|
1759 | 14 | 9 | ألم يأتكم نبأ الذين من قبلكم قوم نوح وعاد وثمود والذين من بعدهم لا يعلمهم إلا الله جاءتهم رسلهم بالبينات فردوا أيديهم في أفواههم وقالوا إنا كفرنا بما أرسلتم به وإنا لفي شك مما تدعوننا إليه مريب |
| | | Is tot jullie niet de mededeling gekomen over hen die er voor jullie tijd waren, het volk van Noeh en de 'Aad en de Thamoed en hen die er na hen waren die alleen God kent. Tot hen kwamen hun gezanten met de duidelijke bewijzen, maar zij stopten hun handen in hun monden en zeiden: "Waarmee jullie gezonden zijn daaraan hechten wij geen geloof. Wij verkeren namelijk in hevige twijfel over dat waartoe jij ons oproept." * |
|
1760 | 14 | 10 | قالت رسلهم أفي الله شك فاطر السماوات والأرض يدعوكم ليغفر لكم من ذنوبكم ويؤخركم إلى أجل مسمى قالوا إن أنتم إلا بشر مثلنا تريدون أن تصدونا عما كان يعبد آباؤنا فأتونا بسلطان مبين |
| | | Hun gezanten zeiden: "Valt er dan aan God te twijfelen, de grondlegger van de hemelen en de aarde? Hij roept jullie op, om jullie vergeving te schenken voor zonden van jullie en om jullie uitstel te verlenen tot een vastgestelde termijn." Zij zeiden: "Jullie zijn slechts mensen zoals wij. Jullie willen ons afbrengen van wat onze vaderen gewoon waren te dienen. Brengt ons dan een duidelijke machtiging." |
|
1761 | 14 | 11 | قالت لهم رسلهم إن نحن إلا بشر مثلكم ولكن الله يمن على من يشاء من عباده وما كان لنا أن نأتيكم بسلطان إلا بإذن الله وعلى الله فليتوكل المؤمنون |
| | | Hun gezanten zeiden tot hen: "Wij zijn slechts mensen zoals jullie, maar God bewijst gunsten aan wie van Zijn dienaren Hij wil. En het komt ons niet toe jullie zonder Gods toestemming een machtiging te brengen. Op God moeten de gelovigen hun vertrouwen stellen. |
|
1762 | 14 | 12 | وما لنا ألا نتوكل على الله وقد هدانا سبلنا ولنصبرن على ما آذيتمونا وعلى الله فليتوكل المتوكلون |
| | | Waarom zouden wij op God niet ons vertrouwen stellen? Hij heeft ons toch op onze wegen de goede richting gewezen. En wij zullen het leed dat jullie ons aandoen geduldig verdragen. Op God moeten de gelovigen hun vertrouwen stellen." |
|
1763 | 14 | 13 | وقال الذين كفروا لرسلهم لنخرجنكم من أرضنا أو لتعودن في ملتنا فأوحى إليهم ربهم لنهلكن الظالمين |
| | | Zij die ongelovig waren zeiden tot hun gezanten: "Wij zullen jullie uit ons land verdrijven of jullie zullen tot ons geloof terugkeren." Toen openbaarde hun Heer aan hen: "Wij zullen de onrechtplegers vernietigen. |
|