نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1742 | 13 | 35 | مثل الجنة التي وعد المتقون تجري من تحتها الأنهار أكلها دائم وظلها تلك عقبى الذين اتقوا وعقبى الكافرين النار |
| | | Dit is de beschrijving van het paradijs dat aan den vrome is toegezegd. Het wordt door rivieren besproeid, en zijn voedsel is eeuwig, evenals zijn lommer: dit zal de belooning zijn van hen die God vreezen. Maar de vergelding der ongeloovigen zal het hellevuur zijn. |
|
1743 | 13 | 36 | والذين آتيناهم الكتاب يفرحون بما أنزل إليك ومن الأحزاب من ينكر بعضه قل إنما أمرت أن أعبد الله ولا أشرك به إليه أدعو وإليه مآب |
| | | Zij, aan wie wij de schriften hebben gegeven, verheugen zich in hetgeen hun werd geopenbaard. Maar er zijn sommigen der verbonden Arabieren, die een gedeelte daarvan loochenen. Zeg hun: Waarlijk mij werd bevolen, God alleen te aanbidden en niemand naast hem te plaatsen; hem roep ik aan, en tot hem zal ik terugkeeren. |
|
1744 | 13 | 37 | وكذلك أنزلناه حكما عربيا ولئن اتبعت أهواءهم بعدما جاءك من العلم ما لك من الله من ولي ولا واق |
| | | Met dat doel hebben wij den Koran nedergezonden: een wetboek in de Arabische taal. En waarlijk indien gij uwe begeerten volgt, na de kennis die u werd geschonken, zal er niemand zijn om u tegen God te beschermen of te ondersteunen. |
|
1745 | 13 | 38 | ولقد أرسلنا رسلا من قبلك وجعلنا لهم أزواجا وذرية وما كان لرسول أن يأتي بآية إلا بإذن الله لكل أجل كتاب |
| | | Wij zonden u vroeger profeten, en wij gaven hun vrouwen en kinderen, en geen profeet had de macht met een teeken te komen dan door Gods verlof. Elke eeuw had zijne openbaring. |
|
1746 | 13 | 39 | يمحو الله ما يشاء ويثبت وعنده أم الكتاب |
| | | God zal afschaffen en bevestigen naar zijn welbehagen. Bij hem berust het oorspronkelijke van het boek. |
|
1747 | 13 | 40 | وإن ما نرينك بعض الذي نعدهم أو نتوفينك فإنما عليك البلاغ وعلينا الحساب |
| | | Hetzij wij u een deel der straf doen zien, waarmede wij hen hebben bedreigd, hetzij wij hen doen sterven, alvorens hun die werd opgelegd, waarlijk, uwe zending is te prediken; maar ons behoort het, eene ernstige rekening te vragen. |
|
1748 | 13 | 41 | أولم يروا أنا نأتي الأرض ننقصها من أطرافها والله يحكم لا معقب لحكمه وهو سريع الحساب |
| | | Zien zij niet, dat wij in hun land komen en dat wij de grenzen daarvan vernauwen, door de overwinning der ware geloovigen? Als God oordeelt, kan niemand zijn oordeel omverwerpen, en hij zal snel zijn in het opmaken der rekening. |
|
1749 | 13 | 42 | وقد مكر الذين من قبلهم فلله المكر جميعا يعلم ما تكسب كل نفس وسيعلم الكفار لمن عقبى الدار |
| | | Hunne voorgangers dachten vroeger sluwe aanslagen tegen hunne profeten uit; maar God is meester van iedere geslepen list. Hij weet wat iedere ziel verdient, en de ongeloovigen zullen zekerlijk eens weten wie met het paradijs zal worden beloond. |
|
1750 | 13 | 43 | ويقول الذين كفروا لست مرسلا قل كفى بالله شهيدا بيني وبينكم ومن عنده علم الكتاب |
| | | De ongeloovigen zullen zeggen: Gij zijt niet door God gezonden. Antwoord: God en hij die de schriften begrijpt, zijn mij voldoende getuigen tusschen mij en u. |
|
1751 | 14 | 1 | بسم الله الرحمن الرحيم الر كتاب أنزلناه إليك لتخرج الناس من الظلمات إلى النور بإذن ربهم إلى صراط العزيز الحميد |
| | | E. L. R. Dit boek hebben wij u nedergezonden, opdat gij de menschen van de duisternis tot het licht zoudt voeren, en met het verlof van hunnen Heer, op den glorierijken en prijzenswaardigen weg. |
|