نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1732 | 13 | 25 | والذين ينقضون عهد الله من بعد ميثاقه ويقطعون ما أمر الله به أن يوصل ويفسدون في الأرض أولئك لهم اللعنة ولهم سوء الدار |
| | | Maar zij die het verbond van God schenden, nadat dit werd ingesteld, en die afscheiden wat God heeft bevolen te vereenigen, en snood op aarde handelen, over hen zal een vloek komen, en zij zullen eene ellendige woning in de hel hebben. |
|
1733 | 13 | 26 | الله يبسط الرزق لمن يشاء ويقدر وفرحوا بالحياة الدنيا وما الحياة الدنيا في الآخرة إلا متاع |
| | | God geeft zijne weldaden in overvloed aan dengeen welke hem behaagt, en beperkt, die naar zijn welbehagen. De bewoners van Mekka verheugen zich in het tegenwoordige leven, hoewel dit leven, in vergelijking met het volgende, slechts een tijdelijk voordeel is. |
|
1734 | 13 | 27 | ويقول الذين كفروا لولا أنزل عليه آية من ربه قل إن الله يضل من يشاء ويهدي إليه من أناب |
| | | De ongeloovigen zeggen: zoo lang hem geen teeken van zijn Heer wordt nedergezonden, zullen wij niet gelooven. Antwoord: Waarlijk, God zal in dwaling brengen wien het hem behaagt, en zal dengeen tot zich voeren, die berouw toont. |
|
1735 | 13 | 28 | الذين آمنوا وتطمئن قلوبهم بذكر الله ألا بذكر الله تطمئن القلوب |
| | | Zij die gelooven, en wier harten in zekerheid rusten in de overpeinzing van God. Rusten de harten der menschen niet zeker in de herdenking van God? |
|
1736 | 13 | 29 | الذين آمنوا وعملوا الصالحات طوبى لهم وحسن مآب |
| | | Zij die gelooven en doen wat recht is, zullen de gelukzaligheid genieten en eene gelukkige opstanding deelachtig worden. |
|
1737 | 13 | 30 | كذلك أرسلناك في أمة قد خلت من قبلها أمم لتتلو عليهم الذي أوحينا إليك وهم يكفرون بالرحمن قل هو ربي لا إله إلا هو عليه توكلت وإليه متاب |
| | | Zoo hebben wij u tot een volk gezonden, dat door andere volkeren werd voorafgegaan, tot welke eveneens profeten werden gezonden; opdat gij hun zoudt mededeelen wat wij u hebben geopenbaard, daar zij niet gelooven in den barmhartigen God. Zeg hun: Hij is mijn Heer; er is geen God buiten hem, en hem vertrouw ik, en tot hem moet ik terugkeeren. |
|
1738 | 13 | 31 | ولو أن قرآنا سيرت به الجبال أو قطعت به الأرض أو كلم به الموتى بل لله الأمر جميعا أفلم ييأس الذين آمنوا أن لو يشاء الله لهدى الناس جميعا ولا يزال الذين كفروا تصيبهم بما صنعوا قارعة أو تحل قريبا من دارهم حتى يأتي وعد الله إن الله لا يخلف الميعاد |
| | | Indien een Koran werd geopenbaard, waardoor bergen zouden worden bewogen, of de aarde gespleten, of de dooden tot spreken gebracht het ware ijdel. Maar alles behoort aan God. Weten de geloovigen dan niet, dat, indien het Gode behaagde, alle menschen door hem geleid zouden worden. De tegenspoed zal niet ophouden de ongeloovigen te bedroeven, om hetgeen zij hebben bedreven, of zich nabij hunne woningen neder te zetten, tot dat Gods belofte kome; want God is niet in tegenspraak met zijne belofte. |
|
1739 | 13 | 32 | ولقد استهزئ برسل من قبلك فأمليت للذين كفروا ثم أخذتهم فكيف كان عقاب |
| | | Ook voor u waren mijne gezanten voorwerpen van spotternij, en ik heb de ongeloovigen toegestaan, een lang en gelukkig leven te genieten; maar daarna strafte ik hen, en hoe gestreng was de straf die ik hun oplegde. |
|
1740 | 13 | 33 | أفمن هو قائم على كل نفس بما كسبت وجعلوا لله شركاء قل سموهم أم تنبئونه بما لا يعلم في الأرض أم بظاهر من القول بل زين للذين كفروا مكرهم وصدوا عن السبيل ومن يضلل الله فما له من هاد |
| | | Wie is het dus die boven elke ziel is geplaatst, om waar te nemen wat zij doet? Zij plaatsen anderen naast God. Zeg: Noemt hen: zoudt gij God willen leeren wat hen tot nu onbekend op aarde was? Of zijn uwe goden slechts ijdele namen? Maar de bedriegelijke handelwijze der ongeloovigen was hun voorbereid, en zij zijn van den rechten weg afgeleid; want hij dien God zal doen dwalen zal geen leider hebben. |
|
1741 | 13 | 34 | لهم عذاب في الحياة الدنيا ولعذاب الآخرة أشق وما لهم من الله من واق |
| | | Zij zullen straf in dit leven ondergaan; maar de straf van het volgende leven zal strenger wezen, en er zal niemand zijn om hen tegen God te ondersteunen. |
|