نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1721 | 13 | 14 | له دعوة الحق والذين يدعون من دونه لا يستجيبون لهم بشيء إلا كباسط كفيه إلى الماء ليبلغ فاه وما هو ببالغه وما دعاء الكافرين إلا في ضلال |
| | | Aan Hem is de ware smeekbede gericht, en degenen die zij naast Hem aanbidden verhoren hen in niets, behalve zoals bij degene zijn beide handen uitstrekt naar water om het naar zijn mond te brengen, maar het bereikt zijn mond niet. En de smeekbeden van de ongelovigen zijn nutteloos. |
|
1722 | 13 | 15 | ولله يسجد من في السماوات والأرض طوعا وكرها وظلالهم بالغدو والآصال |
| | | En voor Allah werpt zich neer wat zich in de hemelen en op de aarde bevindt, gewillig of ongewillig, en ook hun schaduwen (onderwerpen zich) in de ochtend en in de avond. |
|
1723 | 13 | 16 | قل من رب السماوات والأرض قل الله قل أفاتخذتم من دونه أولياء لا يملكون لأنفسهم نفعا ولا ضرا قل هل يستوي الأعمى والبصير أم هل تستوي الظلمات والنور أم جعلوا لله شركاء خلقوا كخلقه فتشابه الخلق عليهم قل الله خالق كل شيء وهو الواحد القهار |
| | | Zeg: "Wie is de Heer van de hemelen en de aarde?" Zeg: "Allah." Zeg.- "Nemen jullie dan naast Hem beschermers, terwijl zij geen macht hebben om voor zichzelf nut (te verwerven) of schade (af te wenden). Zeg: "Zijn de blinden en de zienden gelijk, of zijn de duisternissen en het licht aan elkaar gelijk? Of kenden zij naast Allah deelgenoten toe. die iets geschapen zouden hebben, zoals Zijn schepping?" Zodat het scheppen voor hen hetzelfde is, zeg: "Allah is de Schepper van alles en Hij is de Ene, de Overweldiger." |
|
1724 | 13 | 17 | أنزل من السماء ماء فسالت أودية بقدرها فاحتمل السيل زبدا رابيا ومما يوقدون عليه في النار ابتغاء حلية أو متاع زبد مثله كذلك يضرب الله الحق والباطل فأما الزبد فيذهب جفاء وأما ما ينفع الناس فيمكث في الأرض كذلك يضرب الله الأمثال |
| | | Hij (Allah) deed water uit de hemel neerdalen, dat daarna in beddingen naar hun omvang stroomt en de stroom dragt rijzend schuim mee. En uit wat zij in het vuur verhitten om sieraden of gebruiksvoorwerpen (te maken) komt soortgelijk schuim. Zo geeft Allah een gelijkenis over de Waarheid en de valsheid. Wat het schuim betreft, het verdwijnt als iets nutteloos, en wat betreft hetgeen de mensen baat, dat blijft op de aarde. Zo geeft Allah de gelijkenissen. |
|
1725 | 13 | 18 | للذين استجابوا لربهم الحسنى والذين لم يستجيبوا له لو أن لهم ما في الأرض جميعا ومثله معه لافتدوا به أولئك لهم سوء الحساب ومأواهم جهنم وبئس المهاد |
| | | Voor degenen die aan hun Heer gehoor geven, is er het goede (het Paradijs). En degenen die Hem geen gehoor geven: al hadden zij alles op aarde en nog eens zo veel daarbij; zij zouden zich daarmee willen vrijkopn. Zij zijn degenen voor wie er een slechte afrekening zal zijn. En hun verblijfplaats is de Hel, dat is de slechtste plaats! |
|
1726 | 13 | 19 | أفمن يعلم أنما أنزل إليك من ربك الحق كمن هو أعمى إنما يتذكر أولو الألباب |
| | | Is iemand die weet dat wat een jou is neergezonden van jouw Heer de Waarheid is, gelijk aan degene die blind is? Het zijn slechts de bezitters van verstand die er lering uit trokken. |
|
1727 | 13 | 20 | الذين يوفون بعهد الله ولا ينقضون الميثاق |
| | | (Zij zijn) degenen die het verbond met Allah nakomen en het verbond niet verbreken. |
|
1728 | 13 | 21 | والذين يصلون ما أمر الله به أن يوصل ويخشون ربهم ويخافون سوء الحساب |
| | | En degenen die onderhouden wat Allah heeft bevolen te onderhouden. En zij vrezen hun Heer en zij zijn bang voor de slechte aftekening. |
|
1729 | 13 | 22 | والذين صبروا ابتغاء وجه ربهم وأقاموا الصلاة وأنفقوا مما رزقناهم سرا وعلانية ويدرءون بالحسنة السيئة أولئك لهم عقبى الدار |
| | | En degenen die geduldig zijn bij het zoeken naar het welbehagen van hun Heer, en die de shalât onderhouden en die bijdragen geven van waar Wij hun mee voorzagen, in het verborgene en openlijk. En die door het goede het kwade opheffen. Zij zijn degenen voor wie er de goede eindbestemming is. |
|
1730 | 13 | 23 | جنات عدن يدخلونها ومن صلح من آبائهم وأزواجهم وذرياتهم والملائكة يدخلون عليهم من كل باب |
| | | Zij treden de Tuinen van "Adn (het paradijs) binnen en (ook) degenen die oprecht waren van hun vaderen en hun echtgenoten en hun nakomelingen. En de Engelen treden bij hen binnen door iedere poort. |
|