نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1719 | 13 | 12 | هو الذي يريكم البرق خوفا وطمعا وينشئ السحاب الثقال |
| | | Hij is het die jullie in vrees en begeerte de bliksem laat zien en die de zware wolken laat ontstaan. |
|
1720 | 13 | 13 | ويسبح الرعد بحمده والملائكة من خيفته ويرسل الصواعق فيصيب بها من يشاء وهم يجادلون في الله وهو شديد المحال |
| | | En de donder prijst Zijn lof; de engelen eveneens, uit vrees voor Hem. En Hij zendt de donderslagen en treft daarmee wie Hij wil, terwijl zij over God twisten. Hij is sterk in arglistigheid. |
|
1721 | 13 | 14 | له دعوة الحق والذين يدعون من دونه لا يستجيبون لهم بشيء إلا كباسط كفيه إلى الماء ليبلغ فاه وما هو ببالغه وما دعاء الكافرين إلا في ضلال |
| | | Tot Hem is het ware gebed en zij tot wie door hen in plaats van tot God wordt gebeden verhoren hen in niets; zij zijn slechts als iemand die zijn handen naar het water uitstrekt opdat het zijn mond bereikt, maar het bereikt hem niet. Het gebed van de ongelovigen mist steeds zijn doel. |
|
1722 | 13 | 15 | ولله يسجد من في السماوات والأرض طوعا وكرها وظلالهم بالغدو والآصال |
| | | Voor God buigen zich eerbiedig neer wie in de hemelen en op de aarde zijn, goedschiks of kwaadschiks, evenals hun schaduwen, in de morgenstond en in de avond. -- |
|
1723 | 13 | 16 | قل من رب السماوات والأرض قل الله قل أفاتخذتم من دونه أولياء لا يملكون لأنفسهم نفعا ولا ضرا قل هل يستوي الأعمى والبصير أم هل تستوي الظلمات والنور أم جعلوا لله شركاء خلقوا كخلقه فتشابه الخلق عليهم قل الله خالق كل شيء وهو الواحد القهار |
| | | Zeg: "Wie is de Heer van de hemelen en de aarde?" Zeg: "God." Zeg: "Nemen jullie je dan in plaats van Hem beschermers die niet eens macht hebben om voor zichzelf tot nut of tot schade te zijn?" Zeg: "Zijn de blinde en de ziende gelijk of zijn de duisternis en het licht gelijk of hebben zij naast God metgezellen geplaatst die geschapen zouden hebben zoals Hij geschapen heeft zodat voor hen het scheppen gelijksoortig lijkt?" Zeg: "God is de schepper van alles en Hij is de éne, de albeheerser." |
|
1724 | 13 | 17 | أنزل من السماء ماء فسالت أودية بقدرها فاحتمل السيل زبدا رابيا ومما يوقدون عليه في النار ابتغاء حلية أو متاع زبد مثله كذلك يضرب الله الحق والباطل فأما الزبد فيذهب جفاء وأما ما ينفع الناس فيمكث في الأرض كذلك يضرب الله الأمثال |
| | | Hij laat uit de hemel water neerdalen zodat de beddingen naar hun omvang volstromen en de stroom er dan schuim bovenop heeft. Uit wat men in het vuur verhit om sieraden of nuttige dingen te vervaardigen komt een overeenkomstig schuim. Zo laat God dat op de waarheid en de onzin slaan. Wat het schuim betreft, dat gaat waardeloos verloren. Maar wat voor de mens nut heeft dat blijft in de aarde. Zo trekt God vergelijkingen. |
|
1725 | 13 | 18 | للذين استجابوا لربهم الحسنى والذين لم يستجيبوا له لو أن لهم ما في الأرض جميعا ومثله معه لافتدوا به أولئك لهم سوء الحساب ومأواهم جهنم وبئس المهاد |
| | | Voor hen die aan hun Heer gehoor geven is er het beste. En zij die Hem geen gehoor geven, als zij alles wat er op de aarde is hadden en nog eens evenveel, dan zouden zij zich ermee willen vrijkopen. Voor hen is er de vreselijke afrekening, hun verblijfplaats is de hel. Dat is pas een slechte rustplaats! * |
|
1726 | 13 | 19 | أفمن يعلم أنما أنزل إليك من ربك الحق كمن هو أعمى إنما يتذكر أولو الألباب |
| | | Is dan iemand die weet, dat wat van jouw Heer naar jou is neergezonden de waarheid is, gelijk aan iemand die blind is? Alleen de verstandigen laten zich vermanen. |
|
1727 | 13 | 20 | الذين يوفون بعهد الله ولا ينقضون الميثاق |
| | | Zij die Gods verbintenis nakomen en de overeenkomst niet verbreken |
|
1728 | 13 | 21 | والذين يصلون ما أمر الله به أن يوصل ويخشون ربهم ويخافون سوء الحساب |
| | | en zij die samenvoegen wat God geboden heeft samen te voegen, hun Heer vrezen en bang zijn voor de vreselijke afrekening |
|