نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1675 | 12 | 79 | قال معاذ الله أن نأخذ إلا من وجدنا متاعنا عنده إنا إذا لظالمون |
| | | Jozef antwoordde: God verhoede, dat wij iemand anders zouden nemen dan hem, bij wien wij onze goederen vonden; want dan zouden wij zekerlijk onrechtvaardig zijn. |
|
1676 | 12 | 80 | فلما استيأسوا منه خلصوا نجيا قال كبيرهم ألم تعلموا أن أباكم قد أخذ عليكم موثقا من الله ومن قبل ما فرطتم في يوسف فلن أبرح الأرض حتى يأذن لي أبي أو يحكم الله لي وهو خير الحاكمين |
| | | En toen zij wanhoopten, Benjamin terug te krijgen, verwijderden zij zich om afzonderlijk met elkander te beraadslagen. En de oudste van hen zeide: Weet gij niet dat uw vader eene plechtige belofte van u heeft ontvangen, in den naam van God, en hoe bedriegelijk gij vroeger omtrent Jozef hebt gehandeld? Ik zal dus op geenerlei wijze het land Egypte verlaten, tot mijn vader mij verlof geeft, tot hem terug te keeren, of dat God mij zijnen wil bekend maakt; want hij is de beste rechter. |
|
1677 | 12 | 81 | ارجعوا إلى أبيكم فقولوا يا أبانا إن ابنك سرق وما شهدنا إلا بما علمنا وما كنا للغيب حافظين |
| | | Keert tot uwen vader terug, en zegt: O vader! waarlijk, uw zoon heeft een diefstal gepleegd; wij zijn van niets meer getuigen dan van hetgeen wij weten, en wij konden niet waken tegen hetgeen wij niet voorzagen. |
|
1678 | 12 | 82 | واسأل القرية التي كنا فيها والعير التي أقبلنا فيها وإنا لصادقون |
| | | Onderzoek in de stad waarin wij zijn geweest en bij het gezelschap van kooplieden waarmede wij zijn aangekomen, en gij zult vinden dat wij de waarheid spreken. |
|
1679 | 12 | 83 | قال بل سولت لكم أنفسكم أمرا فصبر جميل عسى الله أن يأتيني بهم جميعا إنه هو العليم الحكيم |
| | | En toen zij waren teruggekeerd en aldus tot hunnen vader hadden gesproken, zeide hij: Gij zelven hebt dat alles zoo ingericht; maar ik zal geduldig zijn; misschien zal God mij hen allen terug geven: want hij is de alwetende en wijze. |
|
1680 | 12 | 84 | وتولى عنهم وقال يا أسفى على يوسف وابيضت عيناه من الحزن فهو كظيم |
| | | Hij wendde zich van hen af en zeide: O hoezeer ben ik door Jozef bedroefd! En zijne oogen werden door treuren wit daar hij door zware droefheid overstelpt was. |
|
1681 | 12 | 85 | قالوا تالله تفتأ تذكر يوسف حتى تكون حرضا أو تكون من الهالكين |
| | | Zijne zonen zeiden: Bij God, zult gij dan nimmer ophouden van Jozef te spreken tot gij aan de poort des doods zijt gevoerd, of tot de smart uwe dagen eindigt. |
|
1682 | 12 | 86 | قال إنما أشكو بثي وحزني إلى الله وأعلم من الله ما لا تعلمون |
| | | Hij antwoordde: ik breng mijne smart, die ik niet kan dragen, en mijne droefheid voor God, omdat ik door openbaring van God weet, wat gij niet weet. |
|
1683 | 12 | 87 | يا بني اذهبوا فتحسسوا من يوسف وأخيه ولا تيأسوا من روح الله إنه لا ييأس من روح الله إلا القوم الكافرون |
| | | O mijne zonen! gaat en doet onderzoek naar Jozef en zijn broeder, en wanhoopt niet aan Gods genade want niemand wanhoopt aan Gods genade, behalve de ongeloovigen. |
|
1684 | 12 | 88 | فلما دخلوا عليه قالوا يا أيها العزيز مسنا وأهلنا الضر وجئنا ببضاعة مزجاة فأوف لنا الكيل وتصدق علينا إن الله يجزي المتصدقين |
| | | Daarom keerden de broeders van Jozef naar Egypte terug en toen zij in zijne tegenwoordigheid kwamen, zeiden zij: Edele heer, de hongersnood heerscht bij ons en ons gezin, en wij zijn met eene kleine som gelds gekomen; geef ons dus volle maat, en schenk ons koren als aalmoes; want God beloont hen die aalmoezen geven. |
|