نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1655 | 12 | 59 | ولما جهزهم بجهازهم قال ائتوني بأخ لكم من أبيكم ألا ترون أني أوفي الكيل وأنا خير المنزلين |
| | | En toen hij hen van hunne levensmiddelen had voorzien, zeide hij: Breng uwen broeder tot mij, den zoon van uwen vader. Ziet gij niet dat ik de volle maat geef en dat ik mijne gasten gul ontvang? |
|
1656 | 12 | 60 | فإن لم تأتوني به فلا كيل لكم عندي ولا تقربون |
| | | Maar indien gij hem niet tot mij brengt, zal u door mij geen koren meer gemeten worden, en gij zult niet meer in mijne tegenwoordigheid komen. |
|
1657 | 12 | 61 | قالوا سنراود عنه أباه وإنا لفاعلون |
| | | Zij antwoordden: Wij zullen trachten hem van zijn vader te verkrijgen, en wij zullen zekerlijk volvoeren wat gij verlangt. |
|
1658 | 12 | 62 | وقال لفتيانه اجعلوا بضاعتهم في رحالهم لعلهم يعرفونها إذا انقلبوا إلى أهلهم لعلهم يرجعون |
| | | En Jozef zeide tot zijne dienaren: Leg hun geld, dat zij voor hun koren hebben betaald, in hunne zakken, opdat zij het bemerken als zij tot hun gezin zijn teruggekeerd; misschien komen zij tot ons terug. |
|
1659 | 12 | 63 | فلما رجعوا إلى أبيهم قالوا يا أبانا منع منا الكيل فأرسل معنا أخانا نكتل وإنا له لحافظون |
| | | En toen zij tot hunnen vader waren teruggekeerd, zeiden zij: O vader! het is verboden ons nog koren te meten, tenzij wij onzen broeder Benjamin mede nemen; zend dus onzen broeder met ons, en men zal ons koren afleveren; en, waarlijk, wij zullen hem voor alle ongevallen behoeden. |
|
1660 | 12 | 64 | قال هل آمنكم عليه إلا كما أمنتكم على أخيه من قبل فالله خير حافظا وهو أرحم الراحمين |
| | | Jacob antwoordde: Zou ik hem u met beter gevolg toevertrouwen, dan ik u vroeger uwen broeder Jozef toevertrouwde? Maar God is de beste bewaker, en hij is de barmhartigste. |
|
1661 | 12 | 65 | ولما فتحوا متاعهم وجدوا بضاعتهم ردت إليهم قالوا يا أبانا ما نبغي هذه بضاعتنا ردت إلينا ونمير أهلنا ونحفظ أخانا ونزداد كيل بعير ذلك كيل يسير |
| | | En toen zij hunne zakken openden, vonden zij dat hun geld was teruggegeven, en zij zeiden: O vader! wat verlangen wij meer? Dit ons geld is ons teruggegeven; wij zullen dus wederkeeren en koren voor onze gezinnen koopen; wij zullen voor onzen broeder zorgen, en wij zullen een kameellast meer ontvangen dan den laatsten keer. Dit is eene kleine hoeveelheid. |
|
1662 | 12 | 66 | قال لن أرسله معكم حتى تؤتون موثقا من الله لتأتنني به إلا أن يحاط بكم فلما آتوه موثقهم قال الله على ما نقول وكيل |
| | | Jacob zeide: ik wil hem volstrekt niet met u zenden, tenzij gij mij eene plechtige belofte aflegt en bij God zweert, dat gij hem zekerlijk tot mij zult terugbrengen, behalve wanneer zich een onoverkomelijke hinderpaal daartegen opdoet. En toen zij hem hunne plechtige belofte hadden gegeven, zeide hij: God is getuige van hetgeen wij zeggen. |
|
1663 | 12 | 67 | وقال يا بني لا تدخلوا من باب واحد وادخلوا من أبواب متفرقة وما أغني عنكم من الله من شيء إن الحكم إلا لله عليه توكلت وعليه فليتوكل المتوكلون |
| | | En hij zeide: Mijne zonen treedt de stad niet allen door ééne poort binnen, maar gaat door verschillende poorten binnen. Doch deze voorzorg zal u niet tot voordeel strekken tegen Gods besluit; want het oordeel behoort Gode alleen: in hem stel ik mijn vertrouwen, en laat hen, die zoeken onderworpen te zijn, dit in hem stellen. |
|
1664 | 12 | 68 | ولما دخلوا من حيث أمرهم أبوهم ما كان يغني عنهم من الله من شيء إلا حاجة في نفس يعقوب قضاها وإنه لذو علم لما علمناه ولكن أكثر الناس لا يعلمون |
| | | En toen zij de stad binnenkwamen, zooals hun vader hun had bevolen, was het hun niet van oordeel tegen Gods besluit, en het diende alleen om de begeerte van Jacobs ziel te bevredigen, die het hun had gelast; want hij was begiftigd met de kennis, waarin wij hem hadden onderwezen; maar het grootste deel der menschen begrijpt niet. |
|