نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1630 | 12 | 34 | فاستجاب له ربه فصرف عنه كيدهن إنه هو السميع العليم |
| | | Daardoor verhoorde hem zijn Heer, en wendde hare kunstgrepen van hem af: want hij hoort en ziet alles. |
|
1631 | 12 | 35 | ثم بدا لهم من بعد ما رأوا الآيات ليسجننه حتى حين |
| | | En het behaagde hun, zelfs nadat zij de bewijzen zijner onschuld hadden gezien, hem voor eenigen tijd gevangen te houden. |
|
1632 | 12 | 36 | ودخل معه السجن فتيان قال أحدهما إني أراني أعصر خمرا وقال الآخر إني أراني أحمل فوق رأسي خبزا تأكل الطير منه نبئنا بتأويله إنا نراك من المحسنين |
| | | En twee van des konings dienaren traden met hem in de gevangenis. Een van hen zeide: Het scheen mij in mijn droom toe, dat ik wijn uit druiven perste. En de andere zeide: Het scheen mij in mijn droom toe, dat ik brood op mijn hoofd droeg, waarvan de vogels aten. Geef ons de uitlegging onzer droomen; want wij bemerken, dat gij een deugdzaam mensch zijt. |
|
1633 | 12 | 37 | قال لا يأتيكما طعام ترزقانه إلا نبأتكما بتأويله قبل أن يأتيكما ذلكما مما علمني ربي إني تركت ملة قوم لا يؤمنون بالله وهم بالآخرة هم كافرون |
| | | Jozef antwoordde: Er zal nog geen voedsel, om u te onderhouden, tot u komen; maar ik zal u de uitlegging daarvan geven, alvorens dit tot u kome. Deze kennis is een deel van hetgeen mij door God is geleerd; want ik heb den godsdienst van hen verlaten, die niet in God gelooven en die het volgende leven loochenen. |
|
1634 | 12 | 38 | واتبعت ملة آبائي إبراهيم وإسحاق ويعقوب ما كان لنا أن نشرك بالله من شيء ذلك من فضل الله علينا وعلى الناس ولكن أكثر الناس لا يشكرون |
| | | Ik volg den godsdienst mijner vaderen: Abraham, Izaak en Jacob. Het is ons niet geoorloofd, iets met God te vereenigen. Deze kennis van de goddelijke eenheid is ons gegeven, door de goedheid van God omtrent ons en nopens den mensch; maar het grootste gedeelte der menschen is ondankbaar. |
|
1635 | 12 | 39 | يا صاحبي السجن أأرباب متفرقون خير أم الله الواحد القهار |
| | | O mijne medegevangenen! zijn een aantal heeren beter, of de eenig ware en almachtige God? |
|
1636 | 12 | 40 | ما تعبدون من دونه إلا أسماء سميتموها أنتم وآباؤكم ما أنزل الله بها من سلطان إن الحكم إلا لله أمر ألا تعبدوا إلا إياه ذلك الدين القيم ولكن أكثر الناس لا يعلمون |
| | | Zij, die gij naast hem aanbidt, zijn slechts ijdele namen, die door u en uwe vaderen zijn uitgedacht, waarvan God geen bewijs heeft gegeven. Het oordeel behoort aan God alleen, die bevolen heeft, dat gij niemand naast hem zoudt aanbidden. Dit is de ware godsdienst; maar het grootste gedeelte der menschen weet het niet. |
|
1637 | 12 | 41 | يا صاحبي السجن أما أحدكما فيسقي ربه خمرا وأما الآخر فيصلب فتأكل الطير من رأسه قضي الأمر الذي فيه تستفتيان |
| | | O mijne medegevangenen! waarlijk, een uwer zal zijn heer wijn toedienen, evenals vroeger, maar de andere zal gekruisigd worden en de vogels zullen van zijn hoofd komen eten. De zaak, waaromtrent gij mij ondervraagt, is onherroepelijk vastgesteld. |
|
1638 | 12 | 42 | وقال للذي ظن أنه ناج منهما اذكرني عند ربك فأنساه الشيطان ذكر ربه فلبث في السجن بضع سنين |
| | | En Jozef zeide tot hem, die, naar zijn oordeel, de persoon was, welke bevrijd zou worden: Gedenk mij in tegenwoordigheid van uwen heer. Maar de duivel veroorzaakte, dat hij vergat, bij zijn heer melding van Jozef te maken, waardoor deze eenige jaren in de gevangenis bleef. |
|
1639 | 12 | 43 | وقال الملك إني أرى سبع بقرات سمان يأكلهن سبع عجاف وسبع سنبلات خضر وأخر يابسات يا أيها الملأ أفتوني في رؤياي إن كنتم للرؤيا تعبرون |
| | | En de koning van Egypte zeide: waarlijk ik zag in mijn' droom zeven vette koeien, die zeven magere koeien verslonden, en zeven groene korenaren en zeven verdroogde korenaren. O edelen! legt mij mijn visioen uit, indien gij in staat zijt dit te doen. |
|