نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1527 | 11 | 54 | إن نقول إلا اعتراك بعض آلهتنا بسوء قال إني أشهد الله واشهدوا أني بريء مما تشركون |
| | | Wij zeggen alleen maar dat een god van ons jou met iets slechts heeft getroffen." Hij zei: "Ik roep God als getuige aan en ook jullie moeten getuigen dat ik niets te maken heb met wat jullie [aan God] als metgezellen toevoegen, |
|
1528 | 11 | 55 | من دونه فكيدوني جميعا ثم لا تنظرون |
| | | buiten Hem om. Beraamt dan maar tezamen listen tegen mij en laat mij dan niet wachten. |
|
1529 | 11 | 56 | إني توكلت على الله ربي وربكم ما من دابة إلا هو آخذ بناصيتها إن ربي على صراط مستقيم |
| | | Ik stel mijn vertrouwen op God, mijn Heer en jullie Heer. Er is geen dier op aarde of Hij houdt het bij zijn kuif vast. Mijn Heer is op een juiste weg. |
|
1530 | 11 | 57 | فإن تولوا فقد أبلغتكم ما أرسلت به إليكم ويستخلف ربي قوما غيركم ولا تضرونه شيئا إن ربي على كل شيء حفيظ |
| | | En als jullie je afkeren, dan heb ik jullie dat verkondigd waarmee ik tot jullie gezonden ben. En mijn Heer zal maken dat een ander volk jullie opvolgt. En jullie brengen Hem geen enkele schade toe. Mijn Heer is het die over alles waakt." |
|
1531 | 11 | 58 | ولما جاء أمرنا نجينا هودا والذين آمنوا معه برحمة منا ونجيناهم من عذاب غليظ |
| | | En toen Onze beschikking kwam redden Wij Hoed en hen die met hem geloofden door barmhartigheid van Ons; Wij redden hen van een harde bestraffing. |
|
1532 | 11 | 59 | وتلك عاد جحدوا بآيات ربهم وعصوا رسله واتبعوا أمر كل جبار عنيد |
| | | Dat waren dan de 'Aad; zij verwierpen de tekenen van hun Heer en zij waren aan Zijn gezanten ongehoorzaam en zij volgden het bevel op van elke weerspannige geweldenaar. |
|
1533 | 11 | 60 | وأتبعوا في هذه الدنيا لعنة ويوم القيامة ألا إن عادا كفروا ربهم ألا بعدا لعاد قوم هود |
| | | En zij werden in het tegenwoordige leven en op de opstandingsdag door een vloek vervolgd. Zeker, de 'Aad hechtten geen geloof aan hun Heer. Weg dan met de 'Aad, het volk van Hoed. |
|
1534 | 11 | 61 | وإلى ثمود أخاهم صالحا قال يا قوم اعبدوا الله ما لكم من إله غيره هو أنشأكم من الأرض واستعمركم فيها فاستغفروه ثم توبوا إليه إن ربي قريب مجيب |
| | | En tot de Thamoed [was] hun broeder Salih [gezonden]. Hij zei: "Mijn volk! Dient God; jullie hebben geen andere god dan Hem. Hij heeft jullie uit de aarde laten ontstaan en je erop laten vestigen. Vraagt Hem dus om vergeving en wendt jullie dan berouwvol tot Hem. Mijn Heer is nabij en verhorende |
|
1535 | 11 | 62 | قالوا يا صالح قد كنت فينا مرجوا قبل هذا أتنهانا أن نعبد ما يعبد آباؤنا وإننا لفي شك مما تدعونا إليه مريب |
| | | Zij zeiden: "O Salih, jij was tot nu toe bij ons iemand van wie men iets kon verwachten. Zul jij ons verbieden te dienen wat onze vaderen dienden? Wij verkeren namelijk in hevige twijfel over dat waartoe jij ons oproept." |
|
1536 | 11 | 63 | قال يا قوم أرأيتم إن كنت على بينة من ربي وآتاني منه رحمة فمن ينصرني من الله إن عصيته فما تزيدونني غير تخسير |
| | | Hij zei: "Mijn volk! Hoe zien jullie het? Als ik op een duidelijk bewijs van mijn Heer steun en Hij mij barmhartigheid van Hem gegeven heeft, wie zou mij dan tegen God kunnen helpen als ik Hem ongehoorzaam zou zijn? Jullie brengen mij alleen maar meer verlies. |
|