نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1493 | 11 | 20 | أولئك لم يكونوا معجزين في الأرض وما كان لهم من دون الله من أولياء يضاعف لهم العذاب ما كانوا يستطيعون السمع وما كانوا يبصرون |
| | | Zij kunnen er op de aarde niets tegen doen en zij hebben buiten God geen beschermers. De bestraffing zal voor hen verdubbeld worden. Zij konden niet horen en zij zagen niet. |
|
1494 | 11 | 21 | أولئك الذين خسروا أنفسهم وضل عنهم ما كانوا يفترون |
| | | Zij zijn het die zichzelf verloren hebben en wat zij verzonnen hebben zijn zij kwijt. |
|
1495 | 11 | 22 | لا جرم أنهم في الآخرة هم الأخسرون |
| | | Het staat vast dat zij in het hiernamaals de grootste verliezers zijn. |
|
1496 | 11 | 23 | إن الذين آمنوا وعملوا الصالحات وأخبتوا إلى ربهم أولئك أصحاب الجنة هم فيها خالدون |
| | | Zij die geloven, de deugdelijke daden doen en nederig op hun Heer vertrouwen, zij zijn het die in de tuin thuishoren; zij zullen altijd daarin blijven. * |
|
1497 | 11 | 24 | مثل الفريقين كالأعمى والأصم والبصير والسميع هل يستويان مثلا أفلا تذكرون |
| | | De twee groepen lijken bijvoorbeeld op de blinde en dove en de ziende en horende. Zijn die twee bijvoorbeeld dan gelijk? Zullen jullie je dan niet laten vermanen? |
|
1498 | 11 | 25 | ولقد أرسلنا نوحا إلى قومه إني لكم نذير مبين |
| | | Wij hebben Noeh tot zijn volk gezonden [met]: "Ik ben voor jullie een duidelijke waarschuwer. |
|
1499 | 11 | 26 | أن لا تعبدوا إلا الله إني أخاف عليكم عذاب يوم أليم |
| | | Jullie moeten alleen God dienen. Ik vrees voor jullie de bestraffing op een pijnlijke dag." |
|
1500 | 11 | 27 | فقال الملأ الذين كفروا من قومه ما نراك إلا بشرا مثلنا وما نراك اتبعك إلا الذين هم أراذلنا بادي الرأي وما نرى لكم علينا من فضل بل نظنكم كاذبين |
| | | En de voornaamsten, zij die van zijn volk ongelovig waren, zeiden toen: "Wij zien dat jij slechts een mens bent zoals wij en wij zien dat jij alleen maar ondoordacht gevolgd wordt door de allerverachtelijksten onder ons. Wij zien niet dat jullie op ons iets voor hebben. Integendeel, wij vermoeden dat jullie leugenaars zijn." |
|
1501 | 11 | 28 | قال يا قوم أرأيتم إن كنت على بينة من ربي وآتاني رحمة من عنده فعميت عليكم أنلزمكموها وأنتم لها كارهون |
| | | Hij zei: "Mijn volk! Hoe zien jullie het? Als ik op een duidelijk bewijs van mijn Heer steun en Hij mij van Zijn kant barmhartigheid gegeven heeft maar jullie er blind voor gemaakt zijn, zullen wij jullie er dan toe dwingen terwijl het jullie tegenstaat? |
|
1502 | 11 | 29 | ويا قوم لا أسألكم عليه مالا إن أجري إلا على الله وما أنا بطارد الذين آمنوا إنهم ملاقو ربهم ولكني أراكم قوما تجهلون |
| | | En, mijn volk, ik vraag jullie er geen betaling voor. Slechts God is belast met mijn loon. En ik jaag hen die geloven niet weg; zij zullen hun Heer ontmoeten. Maar ik zie dat jullie mensen zijn die niets weten. |
|