نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1474 | 11 | 1 | بسم الله الرحمن الرحيم الر كتاب أحكمت آياته ثم فصلت من لدن حكيم خبير |
| | | Al R. Dit boek waarvan de verzen voor verdraaiing behoed en duidelijk zijn verklaard, is eene openbaring van den wijzen en al wetenden God. |
|
1475 | 11 | 2 | ألا تعبدوا إلا الله إنني لكم منه نذير وبشير |
| | | Opdat gij geen anderen God zoudt dienen (waarlijk, ik ben een aanwijzer van bedreigingen, doch ik breng u goede tijdingen van hem). |
|
1476 | 11 | 3 | وأن استغفروا ربكم ثم توبوا إليه يمتعكم متاعا حسنا إلى أجل مسمى ويؤت كل ذي فضل فضله وإن تولوا فإني أخاف عليكم عذاب يوم كبير |
| | | En dat gij vergiffenis van uwen Heer zoudt vragen en daarna tot hem gewend worden. Hij zal u van een goed deel doen genieten, tot een vooraf bepaalden tijd, en aan iedereen die dit door goede daden heeft verdiend, zal hij zijne overvloedige belooning schenken. Maar indien gij u afwendt, waarlijk, dan vrees ik voor u de straf van den grooten dag. |
|
1477 | 11 | 4 | إلى الله مرجعكم وهو على كل شيء قدير |
| | | Tot God zult gij terugkeeren, en hij is almachtig. |
|
1478 | 11 | 5 | ألا إنهم يثنون صدورهم ليستخفوا منه ألا حين يستغشون ثيابهم يعلم ما يسرون وما يعلنون إنه عليم بذات الصدور |
| | | Leggen zij geene plooien in hunne harten, ten einde hunne voornemens voor hem te verbergen. Als zij zich zelven met hunne kleederen bedekken, kent hij dan niet wat zij verbergen en wat zij laten zien? Want hij kent de binnenste deelen van de harten der menschen. |
|
1479 | 11 | 6 | وما من دابة في الأرض إلا على الله رزقها ويعلم مستقرها ومستودعها كل في كتاب مبين |
| | | Er is geen schepsel dat op aarde kruipt, of God voorziet het van voedsel, en hij kent zijne woning en de plaats waar het zich verbergt. Het geheel is geschreven in het duidelijke boek van zijne besluiten. |
|
1480 | 11 | 7 | وهو الذي خلق السماوات والأرض في ستة أيام وكان عرشه على الماء ليبلوكم أيكم أحسن عملا ولئن قلت إنكم مبعوثون من بعد الموت ليقولن الذين كفروا إن هذا إلا سحر مبين |
| | | Hij is het, die de hemelen en de aarde in zes dagen heeft geschapen (maar vóór die werden geschapen was zijn troon boven de wateren), ten einde u bewijzen te leveren, en te zien wie van u in goede daden wilde uitmunten. Indien gij zegt, dat gij na den dood zekerlijk zult worden opgewekt, zullen de ongeloovigen zeggen: Dit is slechts duidelijke tooverij. |
|
1481 | 11 | 8 | ولئن أخرنا عنهم العذاب إلى أمة معدودة ليقولن ما يحبسه ألا يوم يأتيهم ليس مصروفا عنهم وحاق بهم ما كانوا به يستهزئون |
| | | En waarlijk, indien wij hunne straf tot een bepaalden tijd verschuiven, zullen zij zeggen: Wat belet, dat dit reeds nu geschiede? Zal zij dan niet over hen komen op een dag, waarop niemand aanwezig zal zijn om die van hen af te wenden, en zal datgene wat zij hebben bespot, hen niet omstrikken? |
|
1482 | 11 | 9 | ولئن أذقنا الإنسان منا رحمة ثم نزعناها منه إنه ليئوس كفور |
| | | Waarlijk, indien wij den mensch van onze genade doen proeven, en daarna van hem aftrekken, zal hij zeker wanhopig en ondankbaar worden. |
|
1483 | 11 | 10 | ولئن أذقناه نعماء بعد ضراء مسته ليقولن ذهب السيئات عني إنه لفرح فخور |
| | | En indien wij hem onze gunst doen ondervinden, nadat hem een ongeval is overkomen, zal hij zekerlijk zeggen: De ongevallen die mij zijn overkomen, zijn van mij afgewend, en hij zal vroolijk en trotsch worden. |
|