نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1384 | 10 | 20 | ويقولون لولا أنزل عليه آية من ربه فقل إنما الغيب لله فانتظروا إني معكم من المنتظرين |
| | | Zij zeggen dat, zoolang hun geen teeken van hunnen Heer wordt nedergezonden, zij niet zullen gelooven. Antwoord: Waarlijk, het verborgene is alleen aan God bekend; wacht dus, en ik zal met u wachten. |
|
1385 | 10 | 21 | وإذا أذقنا الناس رحمة من بعد ضراء مستهم إذا لهم مكر في آياتنا قل الله أسرع مكرا إن رسلنا يكتبون ما تمكرون |
| | | En toen wij de bewoners van Mekka onze genade deden proeven, nadat zij door ongelukken waren overvallen, onthoudt het, dachten zij eene list tegen onze teekens uit. Zeg hun: God is behendiger in het uitvoeren eener list dan gij. Waarlijk, onze gezanten schrijven op wat gij bedriegelijk uitdenkt. |
|
1386 | 10 | 22 | هو الذي يسيركم في البر والبحر حتى إذا كنتم في الفلك وجرين بهم بريح طيبة وفرحوا بها جاءتها ريح عاصف وجاءهم الموج من كل مكان وظنوا أنهم أحيط بهم دعوا الله مخلصين له الدين لئن أنجيتنا من هذه لنكونن من الشاكرين |
| | | Hij is het, die u op de vaste aarde en op de zee geleidt: als gij u in schepen bevindt en daar mede zeilt door een gunstigen wind, verheugt gij u daarin. En als hen een ongunstige wind overvalt en de golven van alle zijden op hen aankomen, en zij zich door onvermijdelijke gevaren bedreigd zien, roepen zij God aan met een oprecht geloof, zeggende: Waarlijk, indien gij ons van dit gevaar bevrijdt, zullen wij dankbaar zijn. |
|
1387 | 10 | 23 | فلما أنجاهم إذا هم يبغون في الأرض بغير الحق يا أيها الناس إنما بغيكم على أنفسكم متاع الحياة الدنيا ثم إلينا مرجعكم فننبئكم بما كنتم تعملون |
| | | Maar toen hij hen had bevrijd, onthoudt het, gedroegen zij zich boos op aarde, zonder rechtvaardigheid. O menschen! waarlijk, het geweld dat gij uwe eigene zielen aandoet, is alleen voor het vermaak van dit leven; daarna zult gij tot ons terugkeeren en wij zullen u verklaren wat gij hebt gedaan. |
|
1388 | 10 | 24 | إنما مثل الحياة الدنيا كماء أنزلناه من السماء فاختلط به نبات الأرض مما يأكل الناس والأنعام حتى إذا أخذت الأرض زخرفها وازينت وظن أهلها أنهم قادرون عليها أتاها أمرنا ليلا أو نهارا فجعلناها حصيدا كأن لم تغن بالأمس كذلك نفصل الآيات لقوم يتفكرون |
| | | Waarlijk, de gelijkenis van het tegenwoordige leven is niet anders dan water, dat wij van den hemel nederzenden, en waarmede de voortbrengselen der aarde zijn vermengd, waarvan de menschen eten en het vee, tot de aarde, na het opslorpen er van, haar kleed ontvangt en met verschillende planten wordt bedekt. Hare bewoners verbeelden zich, dat zij er de macht over hebben; maar ons bevel komt des nachts of bij dag, en dadelijk is het met den oogst, alsof er den vorigen dag nog niets ware geweest. Zoo leggen wij onze teekens uit, voor hen die overwegen. |
|
1389 | 10 | 25 | والله يدعو إلى دار السلام ويهدي من يشاء إلى صراط مستقيم |
| | | God noodigt u tot de woning des vredes en leidt op den rechten weg wien het hem behaagt. |
|
1390 | 10 | 26 | للذين أحسنوا الحسنى وزيادة ولا يرهق وجوههم قتر ولا ذلة أولئك أصحاب الجنة هم فيها خالدون |
| | | Zij, die goed handelen, zullen de uitmuntendste belooning ontvangen, en een overvloedig toevoegsel. Noch zwartheid noch schaamte zal hun aangezicht bedekken. Zij zullen het paradijs bewonen en daarin voor eeuwig verblijven. |
|
1391 | 10 | 27 | والذين كسبوا السيئات جزاء سيئة بمثلها وترهقهم ذلة ما لهم من الله من عاصم كأنما أغشيت وجوههم قطعا من الليل مظلما أولئك أصحاب النار هم فيها خالدون |
| | | Maar zij die kwaad bedrijven, zullen de vergelding des kwaads ontvangen, daaraan gelijk, en zij zullen met schaamte bedekt worden (want zij zullen geen beschermer tegen God hebben, alsof hunne aangezichten met de diepe duisternis des nachts bedekt waren. Dezen zullen het hellevuur bewonen; eeuwig zullen zij daarin blijven. |
|
1392 | 10 | 28 | ويوم نحشرهم جميعا ثم نقول للذين أشركوا مكانكم أنتم وشركاؤكم فزيلنا بينهم وقال شركاؤهم ما كنتم إيانا تعبدون |
| | | Op den dag der opstanding zullen wij hen allen verzamelen; daarna zullen wij tot de afgodendienaars zeggen: Gaat naar uwe plaats, gij en uwe gezellen, en wij zullen hen van elkander scheiden en hunne gezellen zullen tot hen zeggen: Gij hebt ons niet aangebeden. |
|
1393 | 10 | 29 | فكفى بالله شهيدا بيننا وبينكم إن كنا عن عبادتكم لغافلين |
| | | En God is een toereikend getuige op uwe aanbidding van ons. |
|