نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1320 | 9 | 85 | ولا تعجبك أموالهم وأولادهم إنما يريد الله أن يعذبهم بها في الدنيا وتزهق أنفسهم وهم كافرون |
| | | Jij hoeft je niet te verwonderen over hun bezittingen en hun kinderen. God wenst hen daarmee in het tegenwoordige leven slechts te bestraffen en [wil] dat zijzelf als ongelovigen aan hun einde komen. |
|
1321 | 9 | 86 | وإذا أنزلت سورة أن آمنوا بالله وجاهدوا مع رسوله استأذنك أولو الطول منهم وقالوا ذرنا نكن مع القاعدين |
| | | En wanneer een soera wordt neergezonden dat zij in God moeten geloven en zich samen met Zijn gezant moeten inzetten, vragen de welgestelden onder hen ontheffing en zeggen: "Laat ons maar bij de thuisblijvers blijven." |
|
1322 | 9 | 87 | رضوا بأن يكونوا مع الخوالف وطبع على قلوبهم فهم لا يفقهون |
| | | Het bevalt hun bij de achterblijvers te zijn; hun harten zijn verzegeld, dus hebben zij geen begrip. |
|
1323 | 9 | 88 | لكن الرسول والذين آمنوا معه جاهدوا بأموالهم وأنفسهم وأولئك لهم الخيرات وأولئك هم المفلحون |
| | | Maar de gezant en zij die met hem geloven zetten zich met hun bezittingen en hun persoon in. Zij zijn het voor wie de goede dingen zijn en zij zijn het die het welgaat. |
|
1324 | 9 | 89 | أعد الله لهم جنات تجري من تحتها الأنهار خالدين فيها ذلك الفوز العظيم |
| | | God heeft voor hen tuinen klaargemaakt waar de rivieren onderdoor stromen, daarin zullen zij altijd blijven. Dat is de geweldige triomf! |
|
1325 | 9 | 90 | وجاء المعذرون من الأعراب ليؤذن لهم وقعد الذين كذبوا الله ورسوله سيصيب الذين كفروا منهم عذاب أليم |
| | | En die bedoeïenen die verontschuldigingen hadden kwamen om vrijstelling te krijgen, maar zij die God en Zijn gezant bedriegen bleven thuis. Zij die onder hen ongelovig zijn zullen getroffen worden door een pijnlijke bestraffing. |
|
1326 | 9 | 91 | ليس على الضعفاء ولا على المرضى ولا على الذين لا يجدون ما ينفقون حرج إذا نصحوا لله ورسوله ما على المحسنين من سبيل والله غفور رحيم |
| | | De zwakken, de zieken en zij die over niets beschikken om als bijdrage te geven treft geen blaam, wanneer zij oprecht zijn tegenover God en Zijn gezant. Hun die goed doen kan niets verweten worden -- God is vergevend en barmhartig -- |
|
1327 | 9 | 92 | ولا على الذين إذا ما أتوك لتحملهم قلت لا أجد ما أحملكم عليه تولوا وأعينهم تفيض من الدمع حزنا ألا يجدوا ما ينفقون |
| | | noch hun die, wanneer zij tot jou komen om van jou een rijdier te krijgen en jij moet zeggen: "Ik vind geen rijdier voor jou", zich dan omkeren terwijl hun ogen van tranen overstromen uit bedroefdheid dat zij over niets beschikken om als bijdrage te geven. * |
|
1328 | 9 | 93 | إنما السبيل على الذين يستأذنونك وهم أغنياء رضوا بأن يكونوا مع الخوالف وطبع الله على قلوبهم فهم لا يعلمون |
| | | Het verwijt treft slechts hen die ontheffing vragen terwijl zij rijk zijn. Het bevalt hun om bij de achterblijvers te zijn. God heeft hun harten verzegeld, dus hebben zij er geen weet van. |
|
1329 | 9 | 94 | يعتذرون إليكم إذا رجعتم إليهم قل لا تعتذروا لن نؤمن لكم قد نبأنا الله من أخباركم وسيرى الله عملكم ورسوله ثم تردون إلى عالم الغيب والشهادة فينبئكم بما كنتم تعملون |
| | | Zij verontschuldigen zich bij jou wanneer jij tot hen terugkeert. Zeg: "Verontschuldigt jullie niet, wij zullen jullie niet geloven. God heeft enkele berichten over jullie meegedeeld." God zal zien wat jullie doen en Zijn gezant ook en daarna zullen jullie tot de kenner van het verborgene en het waarneembare worden teruggebracht. Hij zal jullie dan meedelen wat jullie aan het doen waren. |
|