نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1284 | 9 | 49 | ومنهم من يقول ائذن لي ولا تفتني ألا في الفتنة سقطوا وإن جهنم لمحيطة بالكافرين |
| | | En onder hen zijn er die zeggen: "Geef mij ontheffing en breng mij niet in verzoeking." Zij zijn toch al in de verzoeking terechtgekomen. Welnu, de hel zal de ongelovigen omvatten. |
|
1285 | 9 | 50 | إن تصبك حسنة تسؤهم وإن تصبك مصيبة يقولوا قد أخذنا أمرنا من قبل ويتولوا وهم فرحون |
| | | Als jou iets goeds treft ergeren zij zich en als jou onheil treft zeggen zij: "Wij hadden onze voorzorgsmaatregelen al genomen" en keren zich verheugd af. |
|
1286 | 9 | 51 | قل لن يصيبنا إلا ما كتب الله لنا هو مولانا وعلى الله فليتوكل المؤمنون |
| | | Zeg: "Ons zal alleen maar treffen wat God voor ons te boek gesteld heeft. Hij is onze beschermheer. Op God moeten de gelovigen hun vertrouwen stellen." |
|
1287 | 9 | 52 | قل هل تربصون بنا إلا إحدى الحسنيين ونحن نتربص بكم أن يصيبكم الله بعذاب من عنده أو بأيدينا فتربصوا إنا معكم متربصون |
| | | Zeg: "Verwachten jullie voor ons iets anders dan een van de twee allermooiste dingen? Wij verwachten voor jullie dat God jullie treft met een bestraffing van Hem of door onze handen. Wachten jullie maar af; wij wachten met jullie af." |
|
1288 | 9 | 53 | قل أنفقوا طوعا أو كرها لن يتقبل منكم إنكم كنتم قوما فاسقين |
| | | Zeg: "Jullie kunnen willens of onwillens bijdragen geven, het zal toch niet van jullie aangenomen worden. Jullie zijn verdorven mensen." |
|
1289 | 9 | 54 | وما منعهم أن تقبل منهم نفقاتهم إلا أنهم كفروا بالله وبرسوله ولا يأتون الصلاة إلا وهم كسالى ولا ينفقون إلا وهم كارهون |
| | | En dat hun bijdragen aangenomen werden, werd alleen maar verhinderd doordat zij geen geloof hechten aan God en Zijn gezant, alleen maar onachtzaam tot de salaat komen en slechts onwillig bijdragen geven. |
|
1290 | 9 | 55 | فلا تعجبك أموالهم ولا أولادهم إنما يريد الله ليعذبهم بها في الحياة الدنيا وتزهق أنفسهم وهم كافرون |
| | | Jij hoeft je niet te verwonderen over hun bezittingen noch over hun kinderen. God wenst hen daarmee in het tegenwoordige leven slechts te bestraffen en [wil] dat zijzelf als ongelovigen aan hun einde komen. |
|
1291 | 9 | 56 | ويحلفون بالله إنهم لمنكم وما هم منكم ولكنهم قوم يفرقون |
| | | Zij zweren bij God dat zij bij jullie behoren. Toch behoren zij niet bij jullie, maar zij zijn mensen die angst hebben. |
|
1292 | 9 | 57 | لو يجدون ملجأ أو مغارات أو مدخلا لولوا إليه وهم يجمحون |
| | | Als zij een toevluchtsoord of grotten of een onderaardse gang zouden vinden dan zouden zij zich daarin ijlings terugtrekken. |
|
1293 | 9 | 58 | ومنهم من يلمزك في الصدقات فإن أعطوا منها رضوا وإن لم يعطوا منها إذا هم يسخطون |
| | | Onder hen zijn er ook die tegen jou aanmerkingen maken over de aalmoezen. Als hun ervan gegeven wordt zijn zij tevreden, maar als hun er niets van gegeven wordt dan zijn zij vergramd. |
|