نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1260 | 9 | 25 | لقد نصركم الله في مواطن كثيرة ويوم حنين إذ أعجبتكم كثرتكم فلم تغن عنكم شيئا وضاقت عليكم الأرض بما رحبت ثم وليتم مدبرين |
| | | Voorzeker, Allah heeft jullie reeds in vele veldslagen geholpen en op de dag van Hoenain, toen jullie grote aantallen (manschappen) jullie trots hadden gemaakt, naar dat baate jullie niets en de aarde, met al haar wijdsheid, werd jullie nauw, Daarna wendden jullie vluchtend de rug toe. |
|
1261 | 9 | 26 | ثم أنزل الله سكينته على رسوله وعلى المؤمنين وأنزل جنودا لم تروها وعذب الذين كفروا وذلك جزاء الكافرين |
| | | Vervolgens deed Allah rust over zijn Boodschapper en over de gelovigen neerdalen en Hij zond een leger (van Engelen) dat jullie niet zagen, en Hij bestrafte degenen die ongelovig waren. En dat is de vergelding voor de ongelovigen. |
|
1262 | 9 | 27 | ثم يتوب الله من بعد ذلك على من يشاء والله غفور رحيم |
| | | Vervolgens aanvaardt Allah daarna het berouw van wie Hij wil. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig. |
|
1263 | 9 | 28 | يا أيها الذين آمنوا إنما المشركون نجس فلا يقربوا المسجد الحرام بعد عامهم هذا وإن خفتم عيلة فسوف يغنيكم الله من فضله إن شاء إن الله عليم حكيم |
| | | O jullie die geloven: voorwaar, de veelgodenaanbidders zijn onrein. Laat hen daarom de Masdjid al Harâm (de gewijde moskee in Mekkah) niet naderen na dit jaar van hen. En als jullie armoede vrezen; Allah zal jullie rijk maken door Zijn gunst, als Hij het wil. Voorwaar, Allah is Alwetend, Alwijs. |
|
1264 | 9 | 29 | قاتلوا الذين لا يؤمنون بالله ولا باليوم الآخر ولا يحرمون ما حرم الله ورسوله ولا يدينون دين الحق من الذين أوتوا الكتاب حتى يعطوا الجزية عن يد وهم صاغرون |
| | | Doodt hen dan die niet in Allah en het Hiernamaals geloven en die niet voor verboden houden wat Allah en zijn Boodschapper verboden hebben verklaard; en zij die de godsdienst van de Waarheid niet als godsdienst nemen, van hen aan wie de Schrift is gegeven, totdat zij het beschermgeld (Djizyah) betalen, naar vemogen, terwijl zij onderdanigen zijn. |
|
1265 | 9 | 30 | وقالت اليهود عزير ابن الله وقالت النصارى المسيح ابن الله ذلك قولهم بأفواههم يضاهئون قول الذين كفروا من قبل قاتلهم الله أنى يؤفكون |
| | | En de Joden zeggen: "Oezair is de zoon van Allah," en de Christenen zeggen: "De Masîh ('Isa) is de zoon van Allah." Dat zijn hun woorden uit ban monden. Zij doen soortgelijke uitspraken als degenen die voorheen ongelovig weren. Moge Allah hen vervloeken, Hoe kunnen zij zo afwijken? |
|
1266 | 9 | 31 | اتخذوا أحبارهم ورهبانهم أربابا من دون الله والمسيح ابن مريم وما أمروا إلا ليعبدوا إلها واحدا لا إله إلا هو سبحانه عما يشركون |
| | | Zij hebben hun schriftgeleerden en hun monniken tot heren naast Allah genomen en (ook) de Masîh de zoon van Marywn, terwijl hun niets is bevolen dan dat zij één God aaiibidden: er is geen god dan Hij. Heilig is Hij boven de deelgenoten die zij naast Hem toekennen. |
|
1267 | 9 | 32 | يريدون أن يطفئوا نور الله بأفواههم ويأبى الله إلا أن يتم نوره ولو كره الكافرون |
| | | Zij willen het Licht van Allah doven met hun monden, maar Allah wil slechts Zijn Licht volledig laten schijnen, ook al haten de ongelovigen het. |
|
1268 | 9 | 33 | هو الذي أرسل رسوله بالهدى ودين الحق ليظهره على الدين كله ولو كره المشركون |
| | | Hij is het Die Zijn Boodschapper heeft gezonden met de leiding en de ware godsdienst, om deze te doen zegevieren over alle godsdiensten, ook al hebben de veelgodenaanbidders er een afkeer van. |
|
1269 | 9 | 34 | يا أيها الذين آمنوا إن كثيرا من الأحبار والرهبان ليأكلون أموال الناس بالباطل ويصدون عن سبيل الله والذين يكنزون الذهب والفضة ولا ينفقونها في سبيل الله فبشرهم بعذاب أليم |
| | | O jullie die geloven, voorwaar, de meesten van de schriftgeleerden en de monniken verteren de bezittingen van de mensen op onrechtmatige wijze en zij houden (hen) af van de Weg van Allah. En zij die het goud en het zilver oppotten dit niet besteden op de Weg van Allah; verkondig hen over een pijnlijke bestraffing. |
|