نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1258 | 9 | 23 | يا أيها الذين آمنوا لا تتخذوا آباءكم وإخوانكم أولياء إن استحبوا الكفر على الإيمان ومن يتولهم منكم فأولئك هم الظالمون |
| | | O ware geloovigen! kiest uwe vaderen of uwe broeders niet tot uwe vrienden, indien zij ongeloof boven geloof beminnen; en wie uwer hen tot zijne vrienden mocht kiezen, zal onder de goddeloozen worden geteld. |
|
1259 | 9 | 24 | قل إن كان آباؤكم وأبناؤكم وإخوانكم وأزواجكم وعشيرتكم وأموال اقترفتموها وتجارة تخشون كسادها ومساكن ترضونها أحب إليكم من الله ورسوله وجهاد في سبيله فتربصوا حتى يأتي الله بأمره والله لا يهدي القوم الفاسقين |
| | | Zeg: Indien uwe vaderen en uwe zonen, en uwe broeders en uwe vrouwen, en uwe bloedverwanten en het vermogen dat gij hebt verworven en uw handel, welks verval gij vreest, en de woningen waarin gij u beweegt, u dierbaarder zijn dan God en zijn apostel, en de vooruitgang van zijnen godsdienst, wacht dan tot God zijn bevel zendt; want God leidt de goddeloozen niet. |
|
1260 | 9 | 25 | لقد نصركم الله في مواطن كثيرة ويوم حنين إذ أعجبتكم كثرتكم فلم تغن عنكم شيئا وضاقت عليكم الأرض بما رحبت ثم وليتم مدبرين |
| | | God heeft u in verschillende gevechten bijgestaan, en hoofdzakelijk in den slag van Honein, waar gij u in uw groot aantal hebt verheugd; maar het was u niet voordeelig, en de aarde was u te eng, niettegenstaande zij ruim was; daarop zijt gij heengetrokken en hebt u afgewend. |
|
1261 | 9 | 26 | ثم أنزل الله سكينته على رسوله وعلى المؤمنين وأنزل جنودا لم تروها وعذب الذين كفروا وذلك جزاء الكافرين |
| | | Later zond God zijn bescherming op zijn apostel en op de geloovigen neder, en hij zond engelenscharen neder, die gij niet zaagt, en strafte hen, die niet geloofden; en dit was de vergelding der ongeloovigen. |
|
1262 | 9 | 27 | ثم يتوب الله من بعد ذلك على من يشاء والله غفور رحيم |
| | | Hierna zal God zich slechts wenden tot hen die hem behagen; want God is barmhartig en genadig. |
|
1263 | 9 | 28 | يا أيها الذين آمنوا إنما المشركون نجس فلا يقربوا المسجد الحرام بعد عامهم هذا وإن خفتم عيلة فسوف يغنيكم الله من فضله إن شاء إن الله عليم حكيم |
| | | O ware geloovigen! waarlijk de afgodendienaars zijn onrein; laat hen dus na verloop van dit jaar den heiligen tempel niet naderen. Indien gij de armoede vreest door het afsnijden van handelsgemeenschap met hen, zal God u van zijn overvloed verrijken, indien het hem behaagt: want God is alwetend en wijs. |
|
1264 | 9 | 29 | قاتلوا الذين لا يؤمنون بالله ولا باليوم الآخر ولا يحرمون ما حرم الله ورسوله ولا يدينون دين الحق من الذين أوتوا الكتاب حتى يعطوا الجزية عن يد وهم صاغرون |
| | | Strijdt tegen degenen, die noch aan God: noch aan den jongsten dag gelooven, en niet verbieden wat God in zijn apostel hebben verboden, en den waren godsdienst niet belijden van hen, aan wie de schriften werden geopenbaard, tot zij door het recht van onderwerping schatting hebben betaald, en zij vernederd zijn. |
|
1265 | 9 | 30 | وقالت اليهود عزير ابن الله وقالت النصارى المسيح ابن الله ذلك قولهم بأفواههم يضاهئون قول الذين كفروا من قبل قاتلهم الله أنى يؤفكون |
| | | De Joden zeggen: Ozaïr is de zoon van God, en de Christenen zeggen Christus is de zoon van God. Dat is wat zij met hunne monden zeggen. Zij bootsen de taal na van hen, die in vroegere tijden ongeloovigen waren. Dat God hun den oorlog aandoe. Hoe dwaas zijn zij! |
|
1266 | 9 | 31 | اتخذوا أحبارهم ورهبانهم أربابا من دون الله والمسيح ابن مريم وما أمروا إلا ليعبدوا إلها واحدا لا إله إلا هو سبحانه عما يشركون |
| | | Zij kiezen hunne priesters en hunne monniken tot hunne heeren naast God, benevens Christus, de zoon van Maria, hoewel het hun is geboden, slechts één God te aanbidden; en er is geen God buiten hem. Het zij verre van hem wat zij met hem vereenigen. |
|
1267 | 9 | 32 | يريدون أن يطفئوا نور الله بأفواههم ويأبى الله إلا أن يتم نوره ولو كره الكافرون |
| | | Zij trachten het licht van God door hunne monden uit te blusschen; maar God wil slechts zijn licht volmaken, hoewel de ongeloovigen daarvan een afkeer hebben. |
|