نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1126 | 7 | 172 | وإذ أخذ ربك من بني آدم من ظهورهم ذريتهم وأشهدهم على أنفسهم ألست بربكم قالوا بلى شهدنا أن تقولوا يوم القيامة إنا كنا عن هذا غافلين |
| | | En toen de Heer uit de lendenen der zonen van Adam hunne nakomelingschap voortbracht, en hen koos om tegen hen zelven te getuigen, zeggende: Ben ik uw Heer niet? antwoordden zij: Ja, wij leggen getuigenis af. Dit is geschied, opdat gij op den dag der opstanding niet zoudt zeggen: waarlijk wij wisten het niet. |
|
1127 | 7 | 173 | أو تقولوا إنما أشرك آباؤنا من قبل وكنا ذرية من بعدهم أفتهلكنا بما فعل المبطلون |
| | | Opdat gij niet zoudt zeggen: waarlijk onze vaderen waren vroeger schuldig aan afgodendienarij; en wij zijn hunne nakomelingschap, die hen opvolgde; zoudt gij ons dus verdelgen, om hetgeen leugenaars hebben bedreven? |
|
1128 | 7 | 174 | وكذلك نفصل الآيات ولعلهم يرجعون |
| | | Zoo verklaren wij onze teekens, opdat zij van hunne dwalingen mogen terugkeeren. |
|
1129 | 7 | 175 | واتل عليهم نبأ الذي آتيناه آياتنا فانسلخ منها فأتبعه الشيطان فكان من الغاوين |
| | | En verhaal den Joden de geschiedenis van hem, dien wij onze teekens brachten, en die zich daarvan afwendde; daarom volgde satan hem, en hij werd een van hen, die verleid werden. |
|
1130 | 7 | 176 | ولو شئنا لرفعناه بها ولكنه أخلد إلى الأرض واتبع هواه فمثله كمثل الكلب إن تحمل عليه يلهث أو تتركه يلهث ذلك مثل القوم الذين كذبوا بآياتنا فاقصص القصص لعلهم يتفكرون |
| | | En indien het ons had behaagd, zouden wij hem zekerlijk daardoor tot wijsheid hebben verheven, maar hij bleef aan de aarde gehecht en volgde zijne eigen begeerten. Hij gelijkt op een hond, die, wanneer gij hem wegjaagt, de tong uitsteekt, of indien gij u van hem verwijdert, mede de tong uitsteekt. Dit is de gelijkenis van hen, die onze teekens van valschheid beschuldigen. Herhaal hun dus deze geschiedenis, opdat zij die in overweging zouden mogen nemen. |
|
1131 | 7 | 177 | ساء مثلا القوم الذين كذبوا بآياتنا وأنفسهم كانوا يظلمون |
| | | De overeenkomst is slecht van hen, die onze teekens van valschheid beschuldigen en hunne eigene zielen beleedigen. |
|
1132 | 7 | 178 | من يهد الله فهو المهتدي ومن يضلل فأولئك هم الخاسرون |
| | | Maar die door God geleid mocht worden, zal goed geleid zijn, en wien hij mocht afwenden zal verloren zijn. |
|
1133 | 7 | 179 | ولقد ذرأنا لجهنم كثيرا من الجن والإنس لهم قلوب لا يفقهون بها ولهم أعين لا يبصرون بها ولهم آذان لا يسمعون بها أولئك كالأنعام بل هم أضل أولئك هم الغافلون |
| | | Wij hebben voor de hel een groot aantal geniussen en menschen geschapen die harten hebben, waarmede zij niets verstaan; die oogen hebben, waarmede zij niets zien; die ooren hebben waarmede zij niets hooren. Deze zijn gelijk de redelooze dieren; zij dwalen zelfs meer dan de redelooze dieren. Dit zijn de achteloozen. |
|
1134 | 7 | 180 | ولله الأسماء الحسنى فادعوه بها وذروا الذين يلحدون في أسمائه سيجزون ما كانوا يعملون |
| | | De schoonste namen komen God toe; noem hem dus daarbij en verwijder u van hen, die deze zondig mochten gebruiken. Zij zullen het loon ontvangen voor hetgeen zij hebben bedreven. |
|
1135 | 7 | 181 | وممن خلقنا أمة يهدون بالحق وبه يعدلون |
| | | En onder hen die wij hebben geschapen, is een volk, dat anderen met waarheid leidt en rechtvaardig is. |
|