نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1105 | 7 | 151 | قال رب اغفر لي ولأخي وأدخلنا في رحمتك وأنت أرحم الراحمين |
| | | Hij zei: "Mijn Heer, vergeef mij en mijn broer en laat ons Uw barmhartigheid binnengaan; U bent de barmhartigste van de barmhartigen." |
|
1106 | 7 | 152 | إن الذين اتخذوا العجل سينالهم غضب من ربهم وذلة في الحياة الدنيا وكذلك نجزي المفترين |
| | | Zij die het kalf aannamen, over hen zal toorn van hun Heer en vernedering in het tegenwoordige leven komen; zo vergelden Wij aan hen die bedenksels verzinnen. |
|
1107 | 7 | 153 | والذين عملوا السيئات ثم تابوا من بعدها وآمنوا إن ربك من بعدها لغفور رحيم |
| | | Maar zij die slechte daden begaan en dan later berouw tonen en geloven; zeker, jouw Heer is daarna vergevend en barmhartig. |
|
1108 | 7 | 154 | ولما سكت عن موسى الغضب أخذ الألواح وفي نسختها هدى ورحمة للذين هم لربهم يرهبون |
| | | En toen de toorn van Moesa bedaard was nam hij de tafelen en in het inschrift erop was een leidraad en barmhartigheid voor hen die voor hun Heer ontzag hebben. |
|
1109 | 7 | 155 | واختار موسى قومه سبعين رجلا لميقاتنا فلما أخذتهم الرجفة قال رب لو شئت أهلكتهم من قبل وإياي أتهلكنا بما فعل السفهاء منا إن هي إلا فتنتك تضل بها من تشاء وتهدي من تشاء أنت ولينا فاغفر لنا وارحمنا وأنت خير الغافرين |
| | | En Moesa koos uit zijn volk zeventig mannen voor de afgesproken tijd met Ons. Toen dan de aardbeving hen greep zei hij: "Mijn Heer, als U gewild had, had U hen al eerder kunnen vernietigen en mij ook. Zult U ons vernietigen voor wat de dwazen onder ons gedaan hebben? Het is toch Uw verzoeking waarmee U tot dwaling brengt wie U wilt en op het goede pad brengt wie U wilt. U bent onze helper, vergeef ons dan en heb erbarmen met ons; U bent de beste van hen die vergeven. * |
|
1110 | 7 | 156 | واكتب لنا في هذه الدنيا حسنة وفي الآخرة إنا هدنا إليك قال عذابي أصيب به من أشاء ورحمتي وسعت كل شيء فسأكتبها للذين يتقون ويؤتون الزكاة والذين هم بآياتنا يؤمنون |
| | | En noteer voor ons in de tegenwoordige wereld wat goed is en ook in het hiernamaals, want wij hebben ons tot U gewend." Hij zei: "Met Mijn bestraffing tref Ik wie Ik wil en Mijn barmhartigheid omvat alles. Ik zal het noteren voor hen die godvrezend zijn en de zakaat brengen en voor hen die in Onze tekenen geloven, |
|
1111 | 7 | 157 | الذين يتبعون الرسول النبي الأمي الذي يجدونه مكتوبا عندهم في التوراة والإنجيل يأمرهم بالمعروف وينهاهم عن المنكر ويحل لهم الطيبات ويحرم عليهم الخبائث ويضع عنهم إصرهم والأغلال التي كانت عليهم فالذين آمنوا به وعزروه ونصروه واتبعوا النور الذي أنزل معه أولئك هم المفلحون |
| | | die de gezant, de ongeletterde profeet volgen, die zij bij zich in de Taura en de Indjiel beschreven vinden. Hij gebiedt hun het behoorlijke en verbiedt hun het verwerpelijke en hij staat hun de goede dingen toe en verbiedt hun de onbetamelijke dingen. Hij neemt hun de last en de boeien af die op hen rustten. Zij nu die in hem geloven, hem bijstaan, hem helpen en het licht volgen dat met hem is neergezonden, zij zijn het die het welgaat." |
|
1112 | 7 | 158 | قل يا أيها الناس إني رسول الله إليكم جميعا الذي له ملك السماوات والأرض لا إله إلا هو يحيي ويميت فآمنوا بالله ورسوله النبي الأمي الذي يؤمن بالله وكلماته واتبعوه لعلكم تهتدون |
| | | Zeg: "O mensen, ik ben de gezant van God tot jullie allen, van Hem die de heerschappij over de hemelen en de aarde heeft. Er is geen god dan Hij. Hij geeft leven en laat sterven. Gelooft dan in God en Zijn gezant, de ongeletterde profeet die in God en Zijn woorden gelooft en volgt hem; misschien zullen jullie je de goede richting laten wijzen." |
|
1113 | 7 | 159 | ومن قوم موسى أمة يهدون بالحق وبه يعدلون |
| | | En onder de mensen van Moesa is er een gemeenschap [van hen] die de weg naar de waarheid wijst en die rechtvaardig ernaar handelt. |
|
1114 | 7 | 160 | وقطعناهم اثنتي عشرة أسباطا أمما وأوحينا إلى موسى إذ استسقاه قومه أن اضرب بعصاك الحجر فانبجست منه اثنتا عشرة عينا قد علم كل أناس مشربهم وظللنا عليهم الغمام وأنزلنا عليهم المن والسلوى كلوا من طيبات ما رزقناكم وما ظلمونا ولكن كانوا أنفسهم يظلمون |
| | | En Wij splitsten hen op in twaalf stammen, als gemeenschappen. En Wij openbaarden aan Moesa, toen zijn volk hem om water vroeg: "Sla met je staf op de rots." Toen ontsprongen daaruit twaalf bronnen, waarvan elke groep mensen wist waar ze moesten drinken. En Wij lieten hen door de wolken overschaduwen en zonden het manna en de kwartels tot hen neer: "Eet van de goede dingen waarmee Wij in jullie levensonderhoud voorzien." En zij deden Ons geen onrecht aan, maar zij deden zichzelf onrecht aan. |
|