نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1101 | 7 | 147 | والذين كذبوا بآياتنا ولقاء الآخرة حبطت أعمالهم هل يجزون إلا ما كانوا يعملون |
| | | En degenen die Onze Tekenen en de ontmoeting in het Hiernamaals loochenden: hun werken zijn vructhteloos. Zij worden niet vergolden, behalve voor wat zij plachten te doen. |
|
1102 | 7 | 148 | واتخذ قوم موسى من بعده من حليهم عجلا جسدا له خوار ألم يروا أنه لا يكلمهم ولا يهديهم سبيلا اتخذوه وكانوا ظالمين |
| | | En het volk van Môesa maakte, na zijn vertrek (naar de berg Thôer). van hun (gouden) sieraden (een afgodsbeeld met) het lichaam van een kalf dat een loeiend geluid maakte. Beseften zij niet dat het in werkelijkheid niet tot hen kon spreken en hen geen weg kon wijzen? Zij namen het (ter aanbidding) en zij waren onrechtplegers. |
|
1103 | 7 | 149 | ولما سقط في أيديهم ورأوا أنهم قد ضلوا قالوا لئن لم يرحمنا ربنا ويغفر لنا لنكونن من الخاسرين |
| | | En toen spijt hen van voor en van achter overviel, en zij zagen dat zij waarlijk gedwaald hadden, zeiden zij: "Als onze Heer ons niet begenadigt en ons niet vergeeft, dan zullen wij zeker tot de verliezers behoren." |
|
1104 | 7 | 150 | ولما رجع موسى إلى قومه غضبان أسفا قال بئسما خلفتموني من بعدي أعجلتم أمر ربكم وألقى الألواح وأخذ برأس أخيه يجره إليه قال ابن أم إن القوم استضعفوني وكادوا يقتلونني فلا تشمت بي الأعداء ولا تجعلني مع القوم الظالمين |
| | | En toen Môesa tot zijn volk terugkeerde, boos en bedroefd, zei hij: "Slecht is wat jullie in mijn plaat tijdens mijn afwezigheid hebben gedaan, wilden jullie het bevel (tot bestraffing) van jullie Heer verhaasten?" En bij zette de Tafelen haastig neer en bij greep zijin broeder bij zijn baard en trok hem naar zich toe. Hij (Hârôen) zei: "Zoon van mijn moeder, voorwaar, het volk heeft mij overweldigd en bijna hadden zij mij gedood. Laat de vijanden geen leedvermaak over mij hebben en stel mij niet gelijk aan het volk van onrechtplegers." |
|
1105 | 7 | 151 | قال رب اغفر لي ولأخي وأدخلنا في رحمتك وأنت أرحم الراحمين |
| | | Hij (Môesa) zei: "Mijn Heer, vergeef mij en mijn broeder en doe ons Uw Barmhartigheid binnengaan. En U bent de Barmhartigste der Erbarmers." |
|
1106 | 7 | 152 | إن الذين اتخذوا العجل سينالهم غضب من ربهم وذلة في الحياة الدنيا وكذلك نجزي المفترين |
| | | Voorwaar, degenen die het kalf (tot hun god) hebben genomen: de toorn van hun Heer zal hen treffen, alsmede vernedering in het wereldse leven. En zo vergelden Wij degenen die leugens verzinnen. |
|
1107 | 7 | 153 | والذين عملوا السيئات ثم تابوا من بعدها وآمنوا إن ربك من بعدها لغفور رحيم |
| | | En degenen die slechte werken verrichtten en die daarna berouw toonden en geloofden: voorwaar, jouw Heer is dan daarna zeker Vergevensgezind, Meest Barmhartig. |
|
1108 | 7 | 154 | ولما سكت عن موسى الغضب أخذ الألواح وفي نسختها هدى ورحمة للذين هم لربهم يرهبون |
| | | En toen de toorn van Môesa bedaard was, nam hij de Tafelen op. En daarin staat Leiding en Barmhartigheid beschreven voor degenen die kun Heer vrezen. |
|
1109 | 7 | 155 | واختار موسى قومه سبعين رجلا لميقاتنا فلما أخذتهم الرجفة قال رب لو شئت أهلكتهم من قبل وإياي أتهلكنا بما فعل السفهاء منا إن هي إلا فتنتك تضل بها من تشاء وتهدي من تشاء أنت ولينا فاغفر لنا وارحمنا وأنت خير الغافرين |
| | | En Môesa koos uit zijn volk zeventig mannen op de door Ons bepaalde tijd (om Allah om vergiffenis te smeken). En toen de aardbeving hen greep, zei hij: "Mijn Heer, als U wilde, dan had U hen en mij eerder vernietigd. Zult U ons vernietigen wegens wat de dwazen onder ons hebben gedaan? Dit is niets anders dan een beproeving van U. U doet daarmee dwalen wie U wil en U leidt wie U wil, U bent onze Beschermer, vergeef ons daarom en begenadig ons, U bent de Beste der Vergevensgezinden. |
|
1110 | 7 | 156 | واكتب لنا في هذه الدنيا حسنة وفي الآخرة إنا هدنا إليك قال عذابي أصيب به من أشاء ورحمتي وسعت كل شيء فسأكتبها للذين يتقون ويؤتون الزكاة والذين هم بآياتنا يؤمنون |
| | | En schrijf ons in deze wereld het goede voor en (ook) in het Hiernamaals. Voorwaar, wij wonden ons in berouw tot U." Hij (Allah) zei: "Met Mijn bestraffing tref Ik wie Ik wil en Mijn Barmhartigheid omvat alle dingen. Ik zal haar voorschrijven aan degenen die (Mij) vrezen, die de zakât geven en die in Mijn Tekenen geloven." |
|