نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1042 | 7 | 88 | قال الملأ الذين استكبروا من قومه لنخرجنك يا شعيب والذين آمنوا معك من قريتنا أو لتعودن في ملتنا قال أولو كنا كارهين |
| | | De voornaamsten, zij die uit zijn volk hoogmoedig waren, zeiden: "Wij zullen jou, Sjoe'aib en hen die met jou geloven uit onze stad verdrijven, of je moet tot ons geloof terugkeren." Hij zei: "Ook dan, als dat ons tegenstaat? |
|
1043 | 7 | 89 | قد افترينا على الله كذبا إن عدنا في ملتكم بعد إذ نجانا الله منها وما يكون لنا أن نعود فيها إلا أن يشاء الله ربنا وسع ربنا كل شيء علما على الله توكلنا ربنا افتح بيننا وبين قومنا بالحق وأنت خير الفاتحين |
| | | Wij zouden toch over God bedrog verzinnen als wij tot jullie geloof zouden terugkeren, nadat God ons daaruit heeft gered. Het past ons niet ernaar terug te keren, behalve als God onze Heer het wil. Onze Heer omvat alles met Zijn kennis. Op God stellen wij ons vertrouwen. Onze Heer, doe naar waarheid uitspraak tussen ons en ons volk; U bent de beste van hen die uitspraak doen." |
|
1044 | 7 | 90 | وقال الملأ الذين كفروا من قومه لئن اتبعتم شعيبا إنكم إذا لخاسرون |
| | | En de voornaamsten uit zijn volk, zij die ongelovig waren, zeiden: "Als jullie Sjoe'aib volgen behoren jullie tot de verliezers." |
|
1045 | 7 | 91 | فأخذتهم الرجفة فأصبحوا في دارهم جاثمين |
| | | Toen greep de aardbeving hen en lagen zij 's morgens in hun woning dood op de grond. |
|
1046 | 7 | 92 | الذين كذبوا شعيبا كأن لم يغنوا فيها الذين كذبوا شعيبا كانوا هم الخاسرين |
| | | Zij die Sjoe'aib van leugens betichtten waren alsof zij er niet lang woonachtig waren geweest. Zij die Sjoe'aib van leugens betichtten waren zelf de verliezers. |
|
1047 | 7 | 93 | فتولى عنهم وقال يا قوم لقد أبلغتكم رسالات ربي ونصحت لكم فكيف آسى على قوم كافرين |
| | | Toen keerde hij zich van hen af en zei: "Mijn volk! Ik had jullie toch de zendingsopdrachten van mijn Heer verkondigd en jullie goede raad gegeven. Hoe kan ik dan treurig zijn over ongelovige mensen?" |
|
1048 | 7 | 94 | وما أرسلنا في قرية من نبي إلا أخذنا أهلها بالبأساء والضراء لعلهم يضرعون |
| | | Wij hebben geen profeet naar een stad gezonden zonder dat Wij de inwoners ervan tegenspoed en rampspoed opgelegd hebben, opdat zij zich misschien zouden vernederen. |
|
1049 | 7 | 95 | ثم بدلنا مكان السيئة الحسنة حتى عفوا وقالوا قد مس آباءنا الضراء والسراء فأخذناهم بغتة وهم لا يشعرون |
| | | Dan vervingen Wij het slechte door het goede tot zij zich vermeerderden en zeiden: "Onze vaderen heeft ook rampspoed en voorspoed getroffen." Toen grepen Wij hen onverwachts zonder dat zij het beseften. |
|
1050 | 7 | 96 | ولو أن أهل القرى آمنوا واتقوا لفتحنا عليهم بركات من السماء والأرض ولكن كذبوا فأخذناهم بما كانوا يكسبون |
| | | Maar als de inwoners van de steden geloofd hadden en godvrezend geweest waren dan hadden Wij voor hen de zegeningen van de hemel en de aarde geopend. Maar zij betichtten van leugens en dus grepen Wij hen voor wat zij begaan hadden. |
|
1051 | 7 | 97 | أفأمن أهل القرى أن يأتيهم بأسنا بياتا وهم نائمون |
| | | Wanen de inwoners van de steden zich er veilig voor dat Ons geweld 's nachts over hen komt terwijl zij slapen? |
|